31 juli 1917 dijnsdag

31 juli 1917 dijnsdag
Heden heeft de lijkdienst plaats gehad van den spioen Loncke uit de Ankerstraat alhier in de hoofdkerk. Deze persoon was door de Duitschers gefusilieerd te Antwerpen. Veel volk was er in de mis aanwezig, de offer duurde tot het einde der mis.
Patatten kosten tegenwoordig 0,50 fr: de kgr. .
Dezen avond is het Duitsche regiment infanterie dat hier 18 dagen geweest is naar het front vertrokken, zoodat hier enkel nog het regiment artillerie is.

zie ook Oorlogsdagboeken Rafael Waterschoot wereldoorlog 1914 1918
tot en met 31-08-2017 geen gedichtenblog
tot en met 31-07-1917 geen nieuws overgeschreven uit NRC
1-8-1917 geen verordeningen
geen nieuwe affiches uit de collectie KOKW (zal iets voor september zijn)

weekblad voor jonge meisjes

 

30 juli 1917 maandag. Sint niklaas

Niets aan te stippen.

zie ook Oorlogsdagboeken Rafael Waterschoot wereldoorlog 1914 1918

tot en met  31-08-2017 geen gedichtenblog
tot en met 31-07-1917 geen nieuws  overgeschreven uit NRC

verordeningen vervolg

Meetkunde : A. Vlakke meetkunde. Bepalingen en axioma’s. Eigenschappen van loodlijnen en van schuine lijnen. Theorie der evenwijdige lijnen. Congruentie van driehoeken. Som der hoeken van een willekeurige veelhoek. Eigenschappen der parallellogrammen. De cirkel. Hoekmeting. Berekening van oppervlakten. Voornaamste eigenschappen der driehoeken, Evenredige lijnen. Gelijkvormige figuren. regelmatige veelhoeken. Oppervlak van den cirkel, Verhouding tussen de lengte van den cirkelomtrek en de middellijn, Vraagstukken.

B. Meetkunde in de ruimte. Vlakken en tweevlakshoeken, Berekening van een oppervlak en inhoud van prisma, parallelepipedon, piramide en afgeknotte piramide, Hetzelfde voor cilinder, kegels afgeknotte kegel en hol, Men zal voornamelijk vragen over de toepassing der formules die de oppervlakken en inhouden uitdrukken

Natuurkunde : Eerste beginselen der mechanica. Algemene eigen schappen der lichamen. Aantrekkingskracht Zwaartekracht. Bepaling van het gewicht der lichamen, Beginsel van Pascal. Evenwicht van vloeistoffen. Voortplanting van den druk onder den invloed der zwaartekracht. Beginsel van Archimedes, Bepaling van het soortelijk gewicht van vaste lichamen en vloeistoffen. Capillaire verschijnselen. Lichtdruk. Elastische kracht der gassen, Manometers. Luchtpompen. Perspompen. Waterpompen, Thermometrie. Uitzetting. Verandering van aggregatietoestand. Calorimetrie. Warmtestraling. Warmtegeleiding. Warmtebronnen. Werktuigen die door de warmte gedreven worden. Hoofdbegrippen der optica. Verschijnselen hij spiegels prisma’s en lenzen. De microscoop. Hoofdbegrippen van het magnetisme. Het kompas, Hoofdbegrippen der elektrostatica en elektrodynamica. Elektrische elementen. Elektrolyse. Galvanoplastiek. Voornaamste toepassingen der elektriciteit in de nijverheid. Atmosferische elektriciteit.

Algemene aardrijkskunde. A. Beginselen der astronomische aardrijkskunde. Wenteling der aarde rond hare as. Wenteling der aarde rond de zon. Dag en nacht. Jaargetijden. De aarde in het zonnestelsel.

B. Algemene fysische aardrijkskunde. Verdeling en algemene vormen van aarde en water., Zeestromingen. Luchtstromingen. Algemene verdeling van het planten, dieren- en delfstoffen rijk en van de. mensenrassen.

. C. Fysische aardrijkskunde der vijf werelddelen. Bergketens. Vlakten. Hoogvlakten. Stromen. Meren, Golven. Kapen. Algemene en vaderlandse geschiedenis van het tijdperk der ontdekkingen af : Europa op het einde der 15e eeuw. De Italiaanse Republieken. De Hanze. De ontdekkingsreizen der Portugezen. De ontdekking van Amerika. De veroveringen van de Spanjaarden i?i Amerika. De eenmaking van de Nederlanden. Karel V. De kerkhervorming. Philips IL De opstand der Nederlandse gewesten. De tachtigjarige oorlog. De Oost-Indische compagnie. Engeland onder koningin Elizabeth. De Engelsen en de Fransen in Noord-Amerika. De dertigjarige oorlog. De vrede van Westfalen. De Engelse omwenteling. Lodewijk XIV. De inval van de Fransen in de Spaanse Nederlanden. De vrede te Utrecht. De Barrière. De compagnie van Oostende. Tsaar Peter de Groote. De opkomst van Pruisen. De Oostenrijkse successieoorlog. De oorlog tussen Engeland en Frankrijk om de Noord -Amerikaanse Koloniën. De zevenjarige ooi’log. De Noord Amerikaanse vrijheidsoorlog. De Oostenrijkse Nederlanden onder Maria-Theresia en Josef II. De Brabantse omwenteling. De verdeling van Polen. De Franse omwenteling. Het eerste Franse keizerrijk. Het congres van Wenen. Het koninkrijk der Nederlanden. De Juli omwenteling te Parijs. De omwenteling in Zuid- Nederland. Het koninkrijk België. De opstand in Polen 1848. Het tweede Franse keizerrijk. De eenmaking van Italië. De heroprichting van het Duitse Rijk, Het Oosterse vraagstuk. Engeland gedurende de 19e eeuw. Dé overige Europese mogendheden gedurende de 19e eeuw. De Verenigde Staten van Noord-Amerika. Het verre Oosten. Brussel, den 3n Juli 1917.

No. 374. – 27. juli 1917.
Verordening. Enig artikel.

Ter uitvoering van artikel 2 der Verordening van 20 juni 1917 over de voorwaarden tot aanvaarding en de toegangsexamens aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool hij de Staatsuniversiteit te Gent worden de voor de verschillende vakken gestelde eisen als volgt geregeld: Uitvoerig programma van het toegangsexamen aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool hij de Staatsuniversiteit te Gent.

A. Toegangsexamen aan de Landbouwschool. Moderne talen : Behalve uit een mondeling gedeelte, zal het examen in elke taal bestaan uit een schriftelijk gedeelte (apsiel, vertaling) f waarbij zal rekening gehouden worden met de grammaticale juistheid en den literaire vorm. Rekenkunde : Rekenen met gehele getallen, met breuken en met gebroken getallen {met rijproeven en middelen tot vereenvoudigde berekening), Metriek stelsel Voornaamste buitenlandse geldsoorten en maten, Omrekening van verschillende geldsoorten en gewichten. Verhoudingen en evenredigheden. Regel van drieën (enkelvoudig en samengesteld), Kettingregel, Vierkantswortel. Reeksen en logaritmen. Enkelvoudige en samengestelde interesten. De oplossingen der vraagstukken moeien beredeneerd zijn, Stelkunde : De mer hoofdbewerkingen toegepast op enkele termen en veeltermen. Ontbinding in factoren. Stelkundige breuken. Oplossing van getalvergelijkingen van den eersten graad met een of meer onbekenden, Oplossing van tweede machtsvergelijkingen met een onbekende, Vraagstukken en beredenering der oplossingen.

Meetkunde : A. Vlakke meetkunde, Bepalingen en axioma’s. Eigenschappen van loodlijnen en van schuine lijnen. Theorie der evenwijdige lijnen. Congruentie van driehoeken. Som der hoeken van een willekeurige veelhoek. Eigenschappen der parallellogrammen. De cirkel. Hoekmeting, Berekening van oppervlakten. Voornaamste eigenschappen der driehoeken, Evenredige lijnen, Gelijkvormige figuren, Regelmatige veelhoeken, Oppervlak van den cirkel, Verhouding tussen de lengte van den cirkelomtrek en de middellijn. Vraagstukken,

B. Meetkunde in de ruimte. Vlakken en tweevlakshoeken, Berekening van oppervlak en inhoud van prisma, parallelepipedom, piramide en afgeknotte piramide, Hetzelfde voor cilinder, kegels afgeknotte kegel en bol. Men zal voornamelijk vragen over de toepassing der formules die de oppervlakten en inhouden uitdrukken,

C. Beginselen der rechtlijnige driehoeksmeting, Verhoudingen tussen de goniometrische lijnen van een zelfden hoek, Grondformules, Goniometrische tabellen. Oplossing van rechthoekige en van willekeurige driehoeken.

Natuurkunde, Eerste beginselen der mechanica. Algemene eigenschappen der lichamen. Aantrekkingskracht. Zwaartekracht. Bepaling van het gewincht der lichamen, Beginsel van Pascal. Evenwicht van vloeistoffen. Voortplanting van den druk onder den invloed der zwaartekracht. Beginsel van Archimedes. Bepaling van het soortelijk gewicht van vaste lichamen en vloeistoffen. Capillaire verschijnselen. Luchtdruk. Elastische kracht der gassen. Manometers. Luchtpompen. Waterpompen. Thermometrie. uitzetting. Verandering van aggregatietoestand. Calorimetrie. Warmtestraling. Warmtegeleiding. Warmtebronnen. Werktuigen die door de warmte gedreven worden. Hoofdbegrippen der optica. Verschijnselen hij spiegels, prisma’s en lenzen. De microscoop. Hoofdbegrippen van het magnetisme. Het kompas. Hoofdbegrippen der electrostatica en elektrodynamica. Elektrische elementen. Elektrolyse. Galvanoplastiek. Voornaamste toepassingen der Elektriciteit in de nijverheid. Atmosferische elektriciteit.

Algemene aardrijkskunde : A. Beginselen der astronomische aardrijkskunde, Wenteling der aarde rond hare as. Wenteling der aarde rond de zon. Dag en nacht. Jaargetijden. De aarde in het zonnestelsel.

B. Algemene fysische aardrijkskunde. Verdeling en algemene vormen van aarde en water. Zeestromingen. Algemene verdeling van het planten- dieren- en delfstoffenrijk en van de mensenrassen,

C. Fysische aardrijkskunde der vijf u)werelddelen, Bergketens. Vlakten. Hoogvlakten. Stromen Meren. Golven. Kapen, Algemene en vaderlandse gesehiedenis van het tijdperk der ontdekkingen : Europa op het einde der 15e eeuw. De Italiaanse Republieken. De Hanze. De ontdekkingsreizen der Portugezen. De ontdekking van Amerika. De veroveringen van de Spanjaarden in Amerika. De eenmaking van de Nederlanden. Karel F. De kerkhervorming. Filips II, De opstand der Nederlandse gewesten. De tachtigjarige oorlog. De Oost-Indische compagnie. Engeland onder koningin Elizabeth. De Engelsen en de Fransen in Noord-Amerika. De dertigjarige oorlog. De vrede van Westfalen. De Engelse omwenteling. Lodewijk XIV. De inval van de Fransen in de Spaanse Nederlanden. De vrede van Utrecht. De Barrière. De compagnie van Oostende. Tsaar Peter de Groote. De opkomst van Pruisen. De Oostenrijkse successieoorlog. De oorlog tussen Engeland en Frankrijk om de Noord-Amerikaanse koloniën. De zevenjarige oorlog. De Noord- Amerikaanse vrijheidsoorlog. De Oostenrijkse Nederlanden onder Maria-Theresia en Jozef II. De Brabantse omwenteling, De verdeling van Polen. De Franse omwenteling. Het eerste Franse keizerrijk. Het congres van Wenen. Het koninkrijk der Nederlanden. De Juli omwenteling te Parijs. De omwenteling in Zuid-Nederland. Het koninkrijk België. De opstand der Polen in 1848. Het tweede Franse keizerrijk. De eenmaking van Italië. De heroprichting van het Duitse Rijk. De Oosterse kwestie. Engeland gedurende de 19e eeuw. De overige Europese mogendheden gedurende de 19e eeuw. De verenigde Staten van Noord-Amerika. Het verre Oosten.

B. Toegangsexamen aan de Tuinbouwschool. . Moderne talen : Nederlandse taal. Opstel (verhaal of beschrijving) Dictaat. Andere talen. Opstel over een eenvoudig onderwerp {beschrijving of handelsbrief). Dictaat.

Rekenkunde : Hoofdbewerkingen met gehele getallen, Eigenschappen der getallen. Gewone breuken. Tiendelige getallen. Metriek stelsel van maten en gewichten. Evenredigheden. Problemen over interest, disconto, evenredige verdelingen, mengsels en legeringen, gezelschappen samengestelde interest. Vierkant en vierkantswortel.

Stelkunde : Hoofdbewerkingen met één- en veeltermen. Ontbinding in factoren, Stelkundige breuken, Oplossing van stelkundige vergelijkingen van den eersten graad met één onbekende. Vraagstukken met lettergrootheden. Toepassingen der gevonden formules op vraagstukken over interest en verdeling. Oplossing van stelkundige vergelijkingen van den eersten graad met twee of meer onbekenden,

Meetkunde : Bepalingen. Axioma’s. Eigenschappen der lood’ en der schuine lijnen. Evenwijdige lijnen. Congruentie :. van driehoeken, Som der hoeken van welkdanige veelhoeken, Eigenschappen der parallellogrammen. Cirkel. Verdeling der hoeken in graden. Berekening der oppervlakte van vlakke figuren. Voornaamste eigenschappen der driehoeken. Evenredige lijnen. Gelijkvormige figuren. Regelmatige veelhoeken. Omtrek en oppervlak van den cirkel en diens sectoren. Oppervlak en inhoud der veelvlakkige lichamen als mede van de kegel den cilinder en den ol.

Aardrijkskunde : Aardrijkskunde van België. Verhevenheid van den bodem. Belangrijkste stromen en rivieren en meren. Klimaat. Grondgesteldheid, Voornaamste voortbrengselen der drie rijken, Voornaamste nijverheden, Handelsbetrekkingen van België met de grote landen der wereld.
Geschiedenis, Belangrijkste feiten uit de vaderlandse geschiedenis» Romeins tijdvak. Frankisch tijdvak. Het leenstelsel De gemeenten. Bourgondische overheersing. Karel 5. Spaans tijdvak. Oorlogen van Lodewijk XIV in België. Het traktaat van Utrecht en het Barelen -traktaat. Oostenrijkse overheersing. Franse overheersing. Koninkrijk der Nederlanden {1815—1830). Omwenteling van 1830. Regering van Leopold I en Leopold II. Begrippen der algemene geschiedenis sedert de grote uitvindingen en ontdekkingen. Karel V en Frans I. De Wedergeboorte. Het protestantisme. De kerkhervorming. De godsdienstoorlogen onder Filips II, Elizaheth en Hendrik IV. De dertigjarige oorlog. De omwentelingen in Engeland van 1649 en 1688. De eeuio van Lodewijk XIV. Rusland onder Peter den Groote. Spaanse successieoorlog. Zevenjarige oorlog. Verbrokkeling van Polen. Stichting der Verenigde Staten van Amerika. De Franse omwenteling van 1789. Het Frans keizerrijk. Omwentelingen van 1830 en 1848. Eenheid van Italië. Eenheid van Duitsland. Het Oosterse vraagstuk. Secessieoorlog in Amerika. De beschaving in de XIXe eeuw.
Brussel, den 3 Juli 1917.

No. 374. – 27. juli 1917.
Bekendmaking
; betreffende de liquidatie van Britse ondernemingen. Met toestemming van den heer Generalgouvemeur in België heb ik, overeenkomstig de Verordening van 29 Augustus 1916, over de liquidatie van Britse ondernemingen {verschenen in Nr, 253 van 13 September 1916 van het Wet en Verordeningsblad voor de bezette streken van België), de liquidatie hevolen aan het in België voorhanden zijnde vermogen van den Engelsen onderdaan J. Levy, mede-eigenaar van de firma Levy & Jacobs. De heer Maas, koopman, Krijgsschool te Brussel is tot liquidator benoemd. De liquidator verstrekt nadere inlichtingen.
Brussel, den 22 Juli 1917»
No. 374. – 27. juli 1917.
Bekendmaking. *** Op grond mijner Verordening van 19 Juli 1917, betreffende de Oogstkommissies {Erntekommissionen), evenals der uitvoeringsbepalingen van 19 Juli 1917 tot deze Verordening, heb ik, op voorstel der Centrale Oogstkommissie (Zentral-Ernte-Kommission), de hoogste prijzen voor den verkoop van gedorst koren, meel, zemelen en brood voorshands als volgt vastgesteld :
voor tarwe uit stapelplaats of molen gelverd. frank 63,26 per 100 kgr,

„ rogge uit stapelplaats of molen geleverd „ 31.07 „ „ „

„ masteluin uit stapelplaats of molen geleverd „ 30.95 „ „ „

„ ongepelde spelt uit stapelplaats of molen geleverd „ 30.15 „ „ „

voor zemelen uit stapelplaats of molen geleverd frank 21.50 per 100 kr.

„ tarwemeel (aan bakkers of verbruikers geleverd „ 09.98

„ roggemeel aan hakkers of verhruikers geleverd 36.80

„ masteluinmeel aan bakkers of verbruikers geleverd „ 96.68

„ tarwebrood aan verbruikers geleverd „ —.60 „ kgr.
Deze hoogste prijzen worden ap 16 Augustus 1917 van kracht. De provinciale Oogstkommissies {Provinzial-EmUKommissionen) zijn bevoegd, voor de omschrijving van afzonderlijke gemeenten, op verzoek of na raadpleging van de burgemeester telkens een lageren hoogsten prijs voor brood, tot het bereiden waarvan roggemeel wordt gebruikt, vast te stellen. Voor den verkoop van koren door de verbouwers aan het Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit, blijven de hoogste prijzen, vastgesteld in de uitvoeringsbepalingen tot de Verordening van 19 Juli 1917 betreffende de Oogstkommissies, van kracht.
Brussel, den 24 Juli 1917,

No. 375. – 30. juli 1917
Bekendmaking

Het dwangbeheer, op 20 Januari 1917 uitgesproken over de firma Baelde & Co te Brussel is opgeheven.
Brussel, den 24n Juli 1917. ,

No. 375. – 30. juli 1917.
Verordening, houdende aanvulling van de Verordening;, betreffende nijverheidsinrichtingen en werkhuizen. In aanvulling van de Verordening van 17 februari 1917j betreffende nijverheidsinrichtingen en werkhuizen (Wet- en Verordeningsblad voor de bezette streken van België, Nr. 315, 3334), bepaal ik het navolgende :
Nijverheidsinrichtingen en werkhuizen van om het even welken aard, die na 1 Maart 1917 het getal hunner werklieden tot op 12 en daaronder, de kracht hunner motoren tot op 5 H. P. en daaronder, of het verbruik aan kolen, koks of andere brandstoffen tot op 5 ton en daaronder hebben verminderd, en die ten gevolge daarvan niet onder toepassing zijn gevallen van de Verordening van 17 februari 1917, moeten te rekenen van 1 Augustus 1917 de toestemming aanvragen om het werk te mogen voortzetten en zijn aan de overige bepalingen van de Verordening onderworpen. Brussel, den 21n Juli 1917. H. A. 23309. :

No. 375. – 30. juli 1917.
Besluit Gezien de wet van 3 juli 1891 rakende de begeving der academische graden en het programma der universiteitsexamens; Gezien het Koninklijk besluit van 13 Oktober 1890 tot regeling van de uitvoering der wet, wat betreft de examens af te leggen voor de middenjury, zoals dit besluit gewijzigd werd door het Koninklijk besluit van 21 Juli 1891 ; Gezien de verordening van 13 juni 1917 betreffende de inrichting der middenjury’s, helast met het afnemen van de examens van Hoger onderwijs ; wordt er besloten :

Art. 1. De middenjury helast met het afnemen van de onvermelde examens van Hoger onderwijs, in den examenzittijd Juli’Augustus 1917, wordt voor het Vlaamse bestuursgebied samengesteld als volgt :
Voorzitter : De heer F. Heuvelmans, Algemeen Secretaris in het ministerie van Jv titie, Leden : Faculteit der Wijsbegeerte en Letter en, Kandidaatsexamen voorbereidend tot het doctoraat in de geschiedenis : Voor namen zie hiervoor. F aculteit der Geneeskunde. Doctoraal examen in de genees -, heel- en verloskunde: Voor namen zie hiervoor. Ëerste en tweede gedeelte in de genees-, heel- en verloskunde: Voor namen zie hiervoor.

Art. 2. Deze middenjury zal in Gent zitting houden den Dinsdag 31 Juli aanstaande te 9 uur ’s voormiddag in het Universiteitsgebouw der Lange Meire.

Art. 3. De voorzitter der jury wordt er toe gemachtigd, zijn plaatsvervanger aan te duiden en te voorzien in de vervanging van leden, die desvoorkomend zouden verhinderd zijn.
Brussel den 23 juli 1917.

voorlopig geen nieuwe affiches uit de collectie KOKW (zal iets voor september zijn)

afbeelding uit illustré 1914 1917

29 juli 1917 zondag.

Niets te melden.

zie ook Oorlogsdagboeken Rafael Waterschoot wereldoorlog 1914 1918
tot en met 31-08-2017 geen gedichtenblog
tot en met 31-07-1917 geen nieuws overgeschreven uit NRC
verordeningen

No. 374. – 27. juli 1917
Verordening betreffende de voorwaarden tot aanvaarding en de toegangsexamens aan de Hogere School voor Handelswetenschap bij de Staatsuniversiteit te Gent. Ter uitvoering van artikel 8 Nr. 3 van de Verordening van 23 Mei 1917, C. C. lllh 2229, betreffende de inrichting ener Hogere School voor Handelswetenschap hij de Staatsuniversiteit te Gent, worden, aangaande de toelating aan deze Hogere School, de volgende bepalingen uitgevaardigd:

Art. 1, Als gewone leerlingen der Hogere School voor
Handelswetenschap kunnen door den Rector der Universiteit aanvaard worden de personen die het inzicht hebben de door het gewoon programma voor elk examen voorgeschreven colleges en oefeningen hij wonen en het bewijs leveren dot zij de vereiste ontwikkeling bezitten. Dit bewijs wordt geleverd :

a) door een der bekrachtigde einddiploma s van middelhaar onderwijs van den Hogere graad voorzien bij artikelen 5 tot 7 der wet van 10 april 1890—3 juli 1891 of bij gebreke daarvan, door een getuigschrift van een der met goed gevolg afgelegde examens, voorzien hij artikelen 10 en 12 van voornoemde wet ;

b) door het einddiploma van de handelsafdeling aan een atheneum van het land, of aan een gemeentelijk of vrij onderwijs gesticht van dezelfden graad ;
c) door het einddiploma van een staats middelbare normaalschool of van ene middelbare normaalschool die door den Staat erkend is ; of
d) door het afleggen met goed gevolg van een toegangsexamen ten overstaan van ene bij de Hogere School voor Handelswetenschap ingestelde commissie. Kunnen door deze commissie geheel of gedeeltelijk van het toegangsexamen vrijgesteld worden zij die met goed gevolg een toegangsexamen hebben afgelegd tot ene Universiteit, tot ene daaraan toegevoegde Hogere School tot ene zelfstandige Hogere Handelsschool van den Staat, of tot eene Hogere Handelsschool waarvan de diploma’s door den Staat erkend worden.

Art. 2. Het toegangsexamen voorzien bij artikel 7, l

d) loopt over de volgende vakken :
1 De Nederlandse taal en, naar keus van den kandidaat twee der volgende talen : Duits, Engels, Frans ;
2. De hoofdbegrippen van reken-, stel- en meetkunde ;
3. De algemene aardrijkskunde ;
4. De hoofdbegrippen der natuurkunde ;
5. De algemene en vaderlandse geschiedenis van het tijdperk der ontdekkingen af, Het uitvoerig programma van het toegangsexamen wordt door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten geregeld.

Art. 3, De toegangsexamens worden jaarlijks in twee zittingen, de eerste in Juli, de tweede in Oktober afgenomen. De inschrijvingen worden door het Secretariaat der Universiteit aanvaard voar 1 Oktober. Bij de inschrijving moet het examengeld ten bedrage van 35 frank, alsmede 5 frank voor den dienst der examens betaald worden.

Art. 4. De commissie die helast is met het afnemen der examens bestaat uit ten minste 5 leden. Voorzitter er van is de Bestuurder der Hogere School of zijn plaatsvervanger. De overige leden worden op voorstel van den Raad van professoren door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten voor één jaar benoemd. In geval van verhindering van een der leden draagt de voorzitter zorg voor geschikte plaatsvervanging.

Art. 5. Het examen in ieder vak moet zooveel mogelijk afgenomen worden door den professor of docent die aan de Hogere School in dat vak onderwijs geeft. Behalve de eigenlijke leden van het leraarskorps der Hogere School, kunnen, zoo nodig, ook professoren en docenten der Universiteit en der andere bij de Universiteit bestaande scholen, met het afnemen der examens helast worden.

Art. 6. De examens worden in het openbaar gehouden. Ze worden ten minste acht dagen te voren in een plaatselijk dagblad en ad valvas in de Universiteit aangekondigd.

Art. 7. De examens worden schriftelijk en mondeling afgenomen. De Raad van professoren der Hogere School wordt gelast, een reglement aangaande de wijze waarop de examens afgenomen worden op te maken en hetzelve ter goedkeuring aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten te onderwerpen.

Art. 8. De uitslagen der examens voor ieder vak worden door de betreffende examinatoren vastgesteld. De examencommissie heslist met meerderheid van stemmen of het examen al dan niet met goed gevolg werd afgelegd. Bij staking van stemmen wordt de uitslag als ongunstig beschouwd.

Art. 9. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt aan den geëxamineerde een getuigschrift afgeleverd. Het formulier van dit getuigschrift wordt door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten vastgesteld.

Art. 10. In uitzonderlijke gevallen kunnen ook als gewone leerlingen opgenomen worden personen, die hoewel zij de in artikel 1 vermelde voorwaarden niet vervullen, toch kunnen bewijzen de nodige bekwaamheid te bezitten om met vrucht de lessen in de verschillende vakken van het onderwijs bij te wonen. Dit kan enkel geschieden met de toestemming van de examencommissie, van den Bestuurder der Hogere School voor Handelswetenschap en van den Rector der Universiteit en met de goedkeuring van het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten.

Art. 11. Jongelieden die niet ten volle de vereiste voorwaarden vervullen om als gewone leerlingen te worden aanvaard, maar toch kunnen bewijzen de nodige bekwaamheid te bezitten tot de studies, waarin zij belang stellen, kunnen door den Rector der Universiteit als vrije leerlingen der Hogere School voor Handelswetenschap opgenomen worden. Het onderzoek van het bekwaamheidsbewijs « opgedragen aan de examencommissie, vermeld bij artikel 4, die over hare beslissing verslag uitbrengt bij den Rector.

Art. 12. Personen van rijperen leeftijd kunnen tot afzonderlijke colleges of oefeningen door den Rector der Universiteit als toehoorders der Hogere School voor Handelswetenschap worden toegelaten, mits goedkeuring van de betreffende leraars en op gunstig advies van den Raad van professoren.
Brussel, den 20n juni 1917.

No. 374. – 27. juli 1917

Verordening betreffende de voor aarden tot aanvaarding en de toegangsexamens aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool bij de Staatsuniversiteit te Gent Ter uitvoering van artikel 8 Nr, 3 van de Verordening van 23 Mei 1917, C. C. Illb 2230, betreffende de oprichting ener Hogere Land- en Tuinbouwschool bij de Staatsuniversiteit te Gent, worden de volgende bepalingen uitgevaardigd :

Art. 1. Als gewone leerlingen der Hogere Land- en Tuinbouwschool kunnen, door den Rector der Universiteit, aanvaard worden personen, die het inzicht hebben de door het gewoon programma voor elk examen voorgeschreven colleges en oefeningen bij te wonen en het bewijs leveren dat zij de vereiste ontwikkeling bezitten. Dit bewijs wordt geleverd A. voor de leerlingen in de landbouwkunde :

a) door een der bekrachtigde einddiploma’s van middelbaar onderwijs van den Hogere graad, voorzien bij artikelen 5 lot 7 der wet van 10 april 1890—3 Juli 1891, of bij gebreke daarvan, door een getuigschrift van een der met goed gevolg afgelegde examens voorzien bij artikelen 10 en 12 van voornoemde wet ;

b) door het einddiploma van de handelsafdeling aan een atheneum van het land, of aan een gemeentelijk of vrij onderwijsgesticht van dezelfden graad ; o) door het einddiploma van ene staats middelbare normaalschool of van een middelbare normaalschool die door den Staat erkend is ;

d) door het afleggen met goed gevolg van een toegangsexamen ten overstaan van ene aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool ingestelde commissie. Kunnen door deze commissie geheel of gedeeltelijk van het toegangsexamen vrijgesteld worden zij die met goed gevolg een toegangsexamen hebben afgelegd tot ene Universiteit, tot ene daaraan toegevoegde Hogere school tot ene Hogere Landbouwschool van den Staat of tot ene Hogere Landbouwschool waarvan de diploma’s door den Staat erkend worden. B. voor de leerlingen in de tuinbouwkunde : door het overleggen van het diploma van tuinbouwkundige, afgeleverd door een middelbare tuinbouwschool met driejarigen cursus. Bovendien wordt ene voldoende algemene ontwikkeling vereist, waarvan het bewijs geleverd wordt :

a) door het getuigschrift van voleindigde studiën afgeleverd door ene staats middelbare school van den lagere graad of door een ander onderwijsgesticht van dezelfden graad;

b) door ene gewaarmerkte verklaring van toelating in de derde klas van een atheneum van het land of van een ander onderwijsgesticht van dezelfden graad ; ofl

c) door het afleggen met goed gevolg van een toegangsexamen ten overstaan van ene aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool ingestelde commissie.

Art. 2. A. Het toelatingsexamen voorzien bij artikel 2k, litt. d) loopt over de volgende vakken : 1. De Nederlandse taal en, naar keus van den kandidaat,twee der volgende talen: Duits, Engels, Frans
2. De hoofdbegrippen der reken-, stel-, meetkunde en rechtlijnige driehoeksmeting ;
3. De algemene aardrijkskunde ;
4. De hoofd begrippen der natuurkunde ;
5. Der algemene en vaderlandse geschiedenis van het tijdperk der ontdekkingen af.
B. Het toegangsexamen, voorzien bij artikel iB, litt. c) loopt over de volgende vakken :

1. De Nederlandse taal en, naar kennis van den kandidaat, twee der volgende talen : Duits Engels, Frans ;
2. De hoofdbegrippen der reken -, stel- en meetkunde ;
3, De aardrijkskunde va België ;
4. De voornaamste feiten uit de vaderlandse geschieden ; de hoofdbegrippen der algemene geschiedenis van het tijdperk der ontdekkingen af. Het uitvoerig programma van beide toegangsexamens zal door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten geregeld worden.

Art, 3, De toegangsexamens worden jaarlijks in twee zittingen, de eerste in Juli, de tweede in Oktober afgenomen. De inschrijvingen worden door het Secretariaat der Universiteit aanvaard voor 1 Juli respectievelijk voor 1 Oktober, Bij de inschrijving moet het examengeld ten bedrage van 35 frank, alsmede 5 frank voor den dienst der examens betaald worden.

Art. 4, De commissie die belast is met het afnemen der examens bestaat uit ten minste 5 leden. Voorzitter er van is de Bestuurder der Hogere School of zijn plaatsvervanger. De overige leden worden op voorstel van den Raad van professoren door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten voor één jaar benoemd. In geval van verhindering van een der leden draagt de voorzitter zorg voor geschikte plaatsvervanging.

Art, 5, Het examen in ieder vak moet zoveel mogelijk afgenomen worden door den professor of docent die aan de Hogere School in dat vak onderwijs geeft. Behalve de eigenlijke leden van het leraarskorps der Hogere Studiën zo nodig ook professoren en docenten der Universiteit en der andere bij de Universiteit bestaande scholen met het afnemen der examens helast worden.

Art. 6. De examens worden in het openhaar gehouden, Ze worden ten minste acht dagen te voren in een plaatselijk dagblad en ad valvas in de Universiteit aangekondigd.

Art. 7. De examens worden schriftelijk en mondeling afgenomen. De Raad van professoren der Hogere School wordt gelast een reglement aangaande de wijze waarop de examens afgenomen worden op te maken en hetzelve ter goedkeuring aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten te onderwerpen.

Art. 8. De uitslagen der examens voor ieder vak worden door de betreffende examinatoren vastgesteld. De examencommissie beslist met meerderheid van stemmen of het examen al dan niet met goed gevolg werd afgelegd. Bij staking van stemmen wordt de uitslag als ongunstig beschouwd.

Art. 9. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt aan den geëxamineerde een getuigschrift afgeleverd. Het formulier van dit getuigschrift wordt door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten vastgesteld.

Art. 10. In uitzonderlijke gevallen kunnen ook als gewone leerlingen opgenomen worden personen, die hoewel zij de in artikel 1 vermelde voorwaarden niet vervullen toch kunnen bewijzen de nodige bekwaamheid te bezitten om met vrucht de lessen in de verschillende vakken van het onderwijs bij te wonen. Dit kan enkel geschieden met de toestemming van de examencommissie, van den Bestuurder der Hogere Land- en Tuinbouwschool en van den Rector der Universiteit, en met de goedkeuring van het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten.

Art. 11. Jongelieden die niet ten volle de vereiste voorwaarden vervullen om als gewone leerlingen te worden aanvaard maar toch kunnen bewijzen de nodige bekwaamheid te bezitten tot de studies, waarin zij belangstellen, kunnen door den Rector der Universiteit als vrije leerlingen der Hogere Land- en Tuinbouwschool opgenomen worden. Het onderzoek van het bekwaamheidsbewijs is opgedragen aan de examencommissie vermeld hij artikel 4, die over hare beslissing verslag uitbrengt hij den Rector,

Art. 12, Personen van rijpere leeftijd kunnen lot afzonderlijke colleges of oefeningen door den Rector der Universiteit als toehoorders der Hogere Land- en Tuinbouwschool worden toegelaten, mits goedkeuring van de betreffende leeraars en op gunstig advies van den Raad van Professoren.
Brussel den 20n juni 1917.
No. 374. – 27. juli 1917.
Verordening
betreffende het examen ter verkrijging van den graad van Licentiaat in de Handelswetenschap aan de Hogere School voor Handelswetenschap bij de Staatsuniversiteit te Gent. Ter uitvoering van artikel 8 nr. 4 van de Verordening van 23 Mei 1917, CC. lllh 2229, betreffende de inrichting ener Hogere School voor Handelswetenschap Uj de Staats294 universiteit te Gent, worden de volgende bepalingen uitgevaardigd:

Art. 1. Het examen ter verkrijging van den academische graad van licentiaat in de handelswetenschap dat in twee gedeelten afgenomen wordt, omvat de volgende vakken : Moderne talen ; Handelstechniek; Boekhouden ; Handelsrekenen ; Geld en Bankwezen; Verkeerswezen ; Algemeene en ecenomische aardrijkskunde ; Warenkennis ; Geschiedenis van Handel en Nijverheid ; Staathuishoudkunde ; Statistiek ; Hoofdbegrippen van het Recht ; Handels’ en Zeevaartrecht.

Art. 2. Het eerste gedeelte omvat de vakken die volgens het programma in het eerste studiejaar onderwezen worden, namelijk : Moderne talen, en wel : Nederlands en twee andere moderne talen, door den leerling te kiezen uit Duits, Engels, Frans ; in bijzondere omstandigheden kan ene der te kiezen talen vervangen worden door ene andere, aan de Universiteit onderwezen taal. Handelstechniek ; Boekhouden ; Handelsrekenen ; Algemene en economische aardrijkskunde ; Warenkennis {Inleiding, anorganische voortbrengselen) ; Geschiedenis van Handel en Nijverheid ; Statistiek ; Hoofdbegrippen van het Recht,

Art. 3. Het tweede gedeelte omvat de vakken die volgens het programma in het tweede studiejaar onderwezen worden namelijk : Moderne talen (voor de keus zie artikel 2) ; Handelstechniek II ; Boekhouden II ; Handelsrekenen II ; Geld’ en Bankwezen ; Verkeerswezen ; Warenkennis {organische voortbrengselen) ; Staatshuishoudkunde Handels- en Zeevaartrecht.

Art. 4. Bij elk gedeelte van het examen moet de leerling bewijsstukken overleggen, waaruit blijkt m£t welk gevolg hij de door het programma voorgeschreven praktische oefeningen bijgewoond heeft.

Art. 5. Leerlingen die tot aanvulling hunner studiën, behalve de vakken die door het programma voorgeschreven zijn, aan de Universiteit of aan de hij de Universiteit bestaande bijzondere scholen andere leergangen gevolgd hebben, kunnen de toelating krijgen, naast en tegelijk met het gewoon examen in deze vakken een bijzonder examen af te leggen.

Art. 6. De examens worden jaarlijks in twee zittingen, de eerste in Juli, de tweede in Oktober afgenomen. De inschrijvingen worden op het Secretariaat der Universiteit aanvaard voor 1 Juli respectievelijk voor I Oktober. Bij de inschrijving moet het examengeld betaald worden. Het bedraagt 100 frank voor ieder examengedeelte. Daarenboven moeten telkens 5 frank betaald worden voor den dienst der examens, alsmede 5 frank voor ieder praktisch examen dat ene bijzondere bediening vereist.

Art. 7. Elke commissie belast met het afnemen van een der beide examengedeelten bestaat uit ten minste 5 leden. Voorzitter er van is de Bestuurder der Hogere School of zijn plaatsvervanger. De overige leden worden op voorstel van den Raad van professoren door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten voor één jaar benoemd. In geval van verhindering van een der leden draagt de Voorzitter zorg voor geschikte plaatsvervanger .

Art, 8. Het examen in ieder vak moet zoveel mogelijk afgenomen worden door den professor of docent die gedurende het jaar, dat het examen voorafging, in dat vak onderwijs gegeven heeft. Evenals de professoren en docenten aan de Hogere School worden ook de professoren en docenten der Universiteit en der andere hij de Universiteit bestaande scholen, die in de Hogere School voor Handelswetenschap onderwijs geven, de leden van de examencommissie met het afnemen der examens helast. Indien leerlingen bijzondere examens, zoals voorzien hij artikel 5, wensen af te leggen, wordt door den voorzitter der commissie in overleg met den Rector der Universiteit voor ieder vak een examinator aangeduid.

Art. 9. De examens worden in het openbaargehouden. Ze worden ten minste acht dagen te voren in een plaatselijk dagblad en ad valvas in de Universiteit aangekondigd.

Art, 10. In het algemeen worden de examens mondeling afgenomen. De examencommissie kan echter voor sommige vakken een schriftelijk of een praktisch examen voorschrijven. De Raad van professoren der Hogere School wordt gelast, een reglement aangaande de wijze waarop de examen afgenomen worden op te maken, en hetzelve ter goedkeuring aan het Mi7iisterie van Weienschappen en Kunsten te onderwerpen.

Art. 11. De uitslagen der examens voor ieder vak worden door de betreffende examinatoren vastgesteld. De examencommissie heslist de meerderheid van stemmen over den algemene uitslag van het examen, Bij staking van stemmen wordt de uitslag als ongunstig beschouwd. De beoordeling van het examen wordt uitgedrukt door de praedikaten : met de grootste onderscheiding, met grote onderscheiding, met onderscheiding, op voldoende wijze, op onvoldoende wijze.

Art, 12. Nadat de geëxamineerde het eerste gedeelte van het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt hem een getuigschrift afgeleverd. Ten bewijze dat hij het tweede gedeelte met goed gevolg heeft afgelegd, wordt hem het diploma van licentiaat in de handelswetenschap afgeleverd. Het formulier van de getuigschriften en van het diploma wordt door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten vastgesteld,l

Art. 13. In voorkomend geval kan naast de beoordeling van het examen, dat door het programma voorgeschreven wordt, ook het afleggen van bijzondere examens in niet verplichte vakken, zoals voorzien hij artikel 5, in het getuigschrift of diploma vermeld worden, zonder dat dit den uitslag van het gewoon examen kan beïnvloeden.

Art. 14. Is de uitslag in een examengedeelte niet voldoende, zoo wordt de geëxamineerde uitgesteld of afgewezen. In het eerste geval kan hij in de volgende zitting opnieuw tot het examen toegelaten worden, in het tweede geval niet voor afloop van één studiejaar.

Art. 15. Voor de jaren 1917 en 1918 wordt als overgangsmaatregel bepaald, dat de verdeling der vakken, zoals ze in artikel 2 en 3 aangegeven is, de volgende wijzigingen ondergaat Het examen in de aardrijkskunde en in de warenkennis wordt verdeeld op zulke wijze, dat het eerste gedeelte (1917) van het examen Algemene aardrijkskunde en Inleiding tot de warenkermis, en het tweede gedeelte (1918), Economische aardrijkskunde en Warenkennis {anorganische en organische voortbrengselen) omvat. Bovendien zal in het eerste gedeelte [1917) ondervraagd worden over Staathuishoudkunde I. gedeelte in plaats van over Geschiedenis van handel en nijverheid, en in het tweede gedeelte {1918) over Staathuishoudkunde II. En Geschiedenis van handel en nijverheid. Brussel, den 20n juni 1917.
No. 374. – 27. juli 1917.
Verordening
betreffende de examens ter verkrijging van den graad van landbouwingenieur en van tuinbouwingenieur aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool bij de Staatsuniversiteit te Gent.

er uitvoering van artikel 8, nr. 4, van de Verordening van 23 Mei 1917, C. C. Illh 2230, betreffende de oprichting ener Hogere Land- en Tuinbouwschool bij de Staatsuniversiteit te Gent, worden de volgende bepalingen uitgevaardigd : Art 1. Het examen ter verkrijging van den academische graad van landbouwingenieur, dat in drie gedeelten afgenomen wordt, omvat de volgende vakken :

a) Eerste examengedeelte :

Beginselen der plantkunde;

Beginselen der dierkunde ;

Proefondervindelijke natuurkunde ;

Algemeene scheikunde ;

Beginselen der delfstofkunde, der aardkunde en der

jphysische aardrijkskunde ;

Geschiedkundige inleiding tot de studie van den

landbouw {met inhegrip van den tuinbouw).

b) Tweede en derde examengedeelten :

Bijzondere plantkunde der landbouwgewassen ;

Bijzondere dierkunde, nuttige en schadelijke dieren,

voomamelijk de insecten ;

Erfelijkheidsleer en hare toepassingen ;

Microbenleer en plantenziekten /

Landbouwscheikunde

Toegepaste natuurkunde ;

Grondbegrippen der weerkunde, der klimaatkunde en der hydrologie ;

Praktische aardkunde en gesteenteleer;

Algemene plantenteelt ;

Bijzondere teelt der akkerbouwgewassen ;

Algemene en bijzondere dierenteelt, vorm- en beoordelingsleer

Ziekteleer en gezondheidsleer der huisdieren ;

Landbouwtechniek, landbouwmachineleer ;

Landbouwtechnologie ;

Bedrijfsleer van den landbouw.

Taxatieleer ;

Grondbeginselen der staatshuishoudkunde ; vennootschapswetenschap ; Agrarisch recht ;

Boekhouden ;

Landelijke bouwkunde.

Landmeetkunde ;

Tekenen.

Art. 2. Het examen ter verkrijging van den academische graad van tuinbouwingenieur dat in drie gedeelten afgenomen wordt, omvat de volgende vakken :

a) Eerste examengedeelte (leervakken van het voorbereiden jaar) ; Moderne talen, en wel : Nederlands en twee andere moderne talen, door den leerling te kiezen uit Duits, Engels, Frans ; in bijzondere omstandigheden kan ene der te kiezen talen vervangen worden door ene andere, aan de Universiteit onderwezen taal. Beginselen der wiskunde ;

Beginselen der plantkunde ;

Beginselen der dierkunde ;

Beginselen der proefondervindelijke natuurkunde ;

Beginselen der scheikunde ;

Beginselen der algemene aardrijkskunde ;

Geschiedkundige inleiding tot de studie van den landbouw, met inbegrip van den tuinbouw.

b) Tweede en derde examengedeelten :

Bijzondere plantkunde der tuinbouwplanten /

Bijzondere dierkunde, nuttige en schadelijke dieren,

voornamelijk de insecten ;

Erfelijkheidsleer en hare toepassingen ;

Microbenleer en plantenziekten ;

Beginselen der landbouwscheikunde ;

Grondbeginselen der weerkunde, der klimaatkunde

en der hydrologie ;

Beginselen der delfstofkunde, der aardkunde en der fysische aardrijkskunde ;

Algemene tuinbouwkunde ;

Fruit- en sierboomteelt ; groenteteelt, bloementeelt,

tuinaanleg.

Tuinbouwtechnologie ;

Bedrijfsleer van den tuinbouw, plantenhandel, taxatieleer

Grondbeginselen der staathuishoudkunde, vennootschapswetenschap ; Agrarisch recht ;

Boekhouden ;

Landmeetkunde ;

Tekenen.

Art. 3. De verdeling der in artikel Ih) en 2h) vermelde leervakken over het tweede en het derde examengedeelte geschiedt volgens het programma der lessen van het tweede en het derde studiejaar.

Art. 4. Bij elk gedeelte van het examen moet de leerling bewijsstukken overleggen waaruit blijkt met welk gevolg Mj de door het ‘programma voorgeschreven praktische oefeningen bijgewoond heeft.

Art. 5. Leerlingen die tot aanvulling hunner studiën behalve de vakken die door het programma voorgeschreven zijn aan de Universiteit of aan hij de Universiteit bestaande bijzondere scholen andere leergangen gevolgd hebben kunnen de toelating verkrijgen naast en tegelijk met het gewoon examen, in deze vakken een bijzonder examen af te leggen.

Art. 6, De examens worden jaarlijks in twee zittingen de eerste in Juli, de tweede in Oktober afgenomen. De inschrijvingen worden op het secretariaat der Universiteit aanvaard voor 1 Juli, respectievelijk voor 1 Oktober Bij de inschrijving moet het examengeld betaald worden. Het bedraagt 50 frank voor elk der twee eerste examengedeelten 100 frank voor het derde examengedeelte. Daarenboven moet telkens 5 frank betaald worden voor den dienst der examens alsmede 5 frank voor ieder praktisch examen dot ene bijzondere bediening vereist.

Art. 7. Elke commissie belast met het afnemen van ieder der examengedeelten bestaat uit ten minste 5 leden, Voorzitter er van is de Bestuurder der Hogere School of zijn plaatsvervanger. De overige leden worden op voorstel van den Raad van professoren door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten voor één jaar benoemd. In geval van verhindering van een der leden draagt de Voorzitter zorg voor geschikte plaatsvervanging.

Art. 8. Het examen in ieder vak moet zooveel mogelijk afgenomen worden door den professor of docent die gedurende het jaar dat het examen voorafging in dot txifc onderwijs gegevenheeft. Evenals de professoren en docenten der Hogere School, worden ook de professoren of docenten der Universiteit en der andere bij de Universiteit bestaande scholen, die aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool onderwijs geven, aïs leden van de examencommissie met het afnemen der examens helast. Indien leerlingen bijzondere examens zoals voorzien hij artikel 5 wensen af te leggen, wordt door den Voorzitter der commissie in overleg met den Rector der Universiteit, voor ieder vak een examinator aangeduid.

Art. 9. De examens worden in het openbaar gehouden. Ze worden ten minste acht dagen te voren in een plaatselijk dagblad en ad valvas in de Universiteit aangekondigd. In het algemeen worden de examens mondeling afgenomen. De examencommissie kan echter voor sommige vakken een schriftelijk of een praktisch examen voorschrijven.

Art. 10 De Raad van professoren der Hogere School wordt gelast een reglement aangaande de wijze waarop de examens afgenomen worden op te maken en hetzelve ter goedkeuring aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten te onderwerpen.

Art. 11. De uitslagen der examens voor ieder vak worden door de betreffende examinatoren vastgesteld. De examencommissie heslist met meerderheid van de stemmen over den algemenen uitslag van het examen. Bij staking van stemmen wordt de uitslag als ongunstig beschouwd. De beoordeling van het examen wordt uitgedrukt door de praedikaten : met de grootste onderscheiding, met grote onderscheiding, met onderscheiding op voldoende wijze op niet voldoende wijze.

Art. 12. Telkens als de geëxamineerde een van de twee eerste examengedeelten met goed gevolg heeft afgelegd, wordt hem voor ieder gedeelte een getuigschrift afgeleverd. Ten bewijze dat hij het derde gedeelte met goed gevolg heeft afgelegd, wordt hem het diploma van landbouwingenieur resp. van tuinbouwingenieur afgeleverd. Het formulier van de getuigschriften en van het diploma wordt door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten vastgesteld.

Art. 13. In voorkomend geval kan naast de beoordeling van het examen, dat door het programma voorgeschreven wordt ook het afleggen van bijzondere examens in niet verplichte vakken, zoals voorzien bij artikel 6, in het getuigschrift of diploma vermeld worden, zonder dat dit den uitslag van het gewoon examen kan beïnvloeden.

Art. 14. Is de uitslag in een examengedeelte niet voldoen de, zo wordt de geëxamineerde uitgesteld of afgewezen. In het eerste geval kan hij in de volgende zitting opnieuw tot het examen toegelaten worden, in het tweede geval niet voor afloop van een studiejaar.

Art. 15. Voor de jaren 1917 en1918wordt aïs overgangsmaatregel bepaald dat het hij artikel 2 voor de tuinbouwingenieurs voorzien examen over „Geschiedkundige inleiding tot de studie van den landbouw, met inbegrip van den tuinbouw’ van het eerste examengedeelte {1917) naar het tweede examengedeelte {1918) verschoven wordt. Brussel,
den 20n juni 1917.

No. 374. – 27. juli 1917.
Verordening.

Enig artikel. Ter uitvoering van artikel 2 der Verordening C. C. Illb 2383 van 20 juni 1917, over de voorwaarden tot aanvaarding en de toegangsexamens aan de Hogere School voor Handelswetenschap hij de Staatsuniversiteit te Gent, worden de voor de verschillende vakken gestelde eisen als volgt geregeld : Uitvoerig programma van het toegangsexamen aan de Hogere School voor Handelswetenschap bij de- Staatsuniversiteit te Gent.

Moderne talen : Behalve uit een mondeling gedeelte, zal het examen in elke taal bestaan uit een schriftelijk gedeelte (opstel, vertaling) waarbij rekening zal gehouden worden met de grammaticale juistheid en den literaire vorm.

Rekenkunde : Rekenen met gehele getallen, met breuken en met gebroken getallen {met proeven en middelen tot vereenvoudigde berekening). Metriek stelsel. Voornaamste buitenlandse geldsoorten en maten. Omrekening van verschillende geldsoorten en gewichten. Verhoudingen en evenredigheden. Regel van drieën {enkelvoudig en samengesteld). Kettingregel. Vierkantswortel. Reeksen en logaritmen. Enkelvoudige en samengestelde interesten. De oplossingen der vraagstukken moeten beredeneerd zijn.

Stelkunde : De vier hoofdbewerkingen toegepast op enkele termen en veeltermen. Ontbinding in factoren. Stelkundige breuken. Oplossing van getalvergelijkingen van den eersten graad met een of meer onbekenden. Oplossing van tweede machtsvergelijkingen met een onbekende. Vraagstukken en beredenering der oplossingen,

geen nieuwe affiches uit de collectie KOKW

2 kaartjes nieuwjaar 14-18 achterzijde Duitse stempel  en postzegel

 

28 juli 1917 zaterdag. Geen nieuws.

Geen nieuws.

zie ook Oorlogsdagboeken Rafael Waterschoot wereldoorlog 1914 1918

tot en met  31-08-2017 geen gedichtenblog
tot en met 31-07-1917 geen nieuws  overgeschreven uit NRC

tot en met 18-07-1917 geen verordeningen

Verordening betreffende de leerkrachten en bestuurder der Hogere school voor Handelswetenschap bij de Staatsuniversiteit te Gent, alsmede de betrekking tussen de Hogere School en de Universiteit.

I. Leerkrachten.

Art. 1. 1) Naar luid van art, 6 der Verordening van 23 Mei 1917, G. C. Illh 2229, betreffende de inrichting een Hogere School voor Handelswetenschappen bij de Staatsuniversiteit te Gent, wordt aan deze Hogere School onderwijs gegeven door de professoren en docenten aan de Hogere School zelf en door professoren en docenten in de faculteiten der Universiteit alsmede aan de andere hij de Universiteit bestaande scholen.

2) Daarenboven kunnen al naar gelang van de behoefte, hoofdassistent en assistenten en technici aangesteld worden,
3) Bovendien kunnen mannen van bijzondere bekwaamheid in de wetenschap of de techniek, die niet tot de Hogere School behoren, belast worden met het houden van afzonderlijke voordrachten.

Art. 2. 1) De professoren en docenten aan de Hogere School voor Handelswetenschap worden benoemd door de regering, op advies van den Raad van professoren der Hogere School, alsmede van den Rector en den Curator (Beheerder -opziener) der Universiteit.

2) Bij de benoeming der professoren en docenten wordt bepaald in welke vakken zij onderwijs zullen geven.

3) De professor of docent die benoemd wordt voor een bepaald vak, is in den regel ook gelast over de verzamelingen die met dat vak in verband staan, toezicht te houden en de instituten, die ermede verbonden zijn, te besturen.

4) leder professor en docent is verplicht de colleges en oefeningen, waarmede hij uit hoofde van zijne aanstelling belast is, op regelmatige wijze te houden, Mocht het voorkomen dat hij in een of ander semester geen onderwijs heeft te geven dan is hij verplicht andere colleges of oefeningen te houden in een der vakken waartoe hij benoemd is.

5) De professoren en docenten zijn verplicht de examens af te nemen, de verslagen te leveren over wedstrijden of over andere aangelegenheden van het onderwijs of van de Hogere School, waarmede ze krachtens de algemene bepalingen of bijzondere ministeriele onderrichtingen helast worden ; de vergaderingen van den raad van professoren geregeld hij te wonen en mede te werken aan de uitvoering van de werkzaamheden die deze laatste te vervullen heeft.

6) Buiten hunne betrekking aan de Hogere School mogen de professoren geen openbare of private beroepsbezigheid uitoefenen, zonder toestemming van het Ministerie van Wetenschappen en Kunst.

Art. 3. 1) De professoren der Hogere School voor Handelswetenschap genieten een jaarwedde van 6.000 frank, die na drie jaren, te rekenen van hunne benoeming, met 500 frank en na drie verdere jaren, nogmaals met 500 frank verhoogd kan worden. Deze verhogingen kunnen reeds voor afloop van 3 respectievelijk 6 jaren toegekend worden, als de belanghebbenden ten minste 6 respectievelijk 12 jaren bij Staat, provincie of gemeente in dienst was.

2) Verdienstelijke professoren der Hogere School die sedert meer dan 25 jaren in staats-, provincie- of gemeentedienst zijn, meer dan 60 jaar oud zijn en sedert ten minste drie jaar de maximum -jaarwedde genieten die voor hun ambt bepaald is, kunnen een vermeerdering van jaarwedde krijgen van een tiende en na drie verdere jaren een nieuwe vermeerdering van een tiende der maximumjaarwedde.

3) Bij het berekenen der dienstjaren kan ook de diensttijd die buiten België, in staats-, provincie- of gemeentedienst doorgebracht werd, in aanmerking genomen worden.

4) Voor bijzondere redenen kan aan professoren een bijslag of vergoeding toegekend worden.

5) De jaarwedde der docenten wordt telkenmale hij afzonderlijke beschikking geregeld. Nochtans dient tot grondslag voor de vaststelling der jaarwedde van docenten, die aan de Hogere School voor Handelswetenschap hunne hoofdbezigheid hebben, een aanvankelijke jaarwedde van 4000 frank, die na drie jaren met 500 frank en na drie verdere jaren nogmaals met 500- frank verhoogd kan worden. Docenten die aan de Hogere School slechts een bijkomende betrekking uitoefenen genieten een vergoeding, die berekend wordt naar het belang van dit onderwijs

Art. 4. De bepalingen van de wet van 30 juli 1879, betreffende het pensioen der leden van het leraarskorps der Staatsuniversiteiten, alsook die van de Verordening van 21 Maart 1917 tot aanvulling diezelfde wet, zijn toepasselijk op het pensioen en het emeritaat van de professoren en docenten aan de Hogere School voor Handelswetenschap.

Art. 5. 1) Professoren en docenten aan de Universiteit bestaande bijzondere scholen, kunnen aan het onderwijs aan de Hogere School voor Handelswetenschap mede werken, door het feit, dat door hen aan de Universiteit of aan de daarbij bestaande bijzondere scholen gehouden colleges of oefeningen in het programma der Hogere School opgenomen worden, of ook nog daardoor, dat zij met het houden van afzonderlijke colleges of oefeningen aan de Hogere School voor Handelswetenschap belast worden.

2) In dit laatste geval kan hun ene bijzondere vergoeding worden toegestaan, berekend naar het belang van dit onderwijs. S) De bepalingen van artikel 2 zijn toepasselijk op de benoeming en de plichten van deze professoren en docenten.

Art. 6. 1) Al naar gelang van de behoeften worden hoofdassistenten, assistenten en technici aangesteld, op voorstel van de professoren of docenten onder wier leiding zij zullen hebben te werken en behoudens advies van den Raad van professoren aan de Hogere School voor Handelswetenschap. Hunne rechten en plichten worden geregeld hij het besluit van hunne benoeming, hij bijzondere voorschriften voor den dienst en hij afzonderlijke beschikkingen van hunne oversten.

2) Hunne jaarwedde wordt vastgesteld overeenkomstig de algemene voor de Staatsuniversiteiten geldende bepalingen.

Art. 7. Mannen van bijzondere bekwaamheid in de wetenschap of de techniek, die niet tot de Hogere School 6ehooren, kunnen door het Ministerie van Wetenschap en Kunsten met het houden van afzonderlijke voordrachten {niet op het gewoon programma voorkomende leergangen) belast worden, op voorstel of behoudens advies van den Raad van professoren der Hogere School Hunne betrekkingen tot de Hogere School worden door het Ministerie in elk afzonderlijk geval geregeld.

II. Organen der Hogere School.

Art. 8. 1) De Hogere School voor Handelswetenschap staat onder de leiding van een Bestuurder, die na raadpleging van den Rector en den Curator der Universiteit, door de regering benoemd wordt onder de leden van den Raad van professoren.

2) De Bestuurder is onmiddellijk gelast zorg te dragen voor den wetenschappelijke en economische toestand der Hogere School. Hij houdt toezicht over alles wat het onder – wijs en het handhaven der tucht betreft. Hij is verantwoordelijk voor het uitvoeren van alle maatregelen betreffende de inrichting en het beheer der Hogere School. De beambten en bedienden der Hogere School zijn hem ondergeschikt.

3) De Bestuurder is voorzitter van den Raad van professoren aan de Hogere School. Hij onderwerpt aan het oordeel van den Raad alle zaken die door dezen laatste mogen besproken worden. Al naar gelang van de bepalingen nopens de bevoegdheid voert hij de besluiten van den Raad rechtstreeks uit of brengt ze ter kennis van de overheid van wie de beslissing afhangt.

4) De Bestuurder is belast met de inrichting en de Hogere leiding der examens die door de Hogere School afgenomen worden.

a) Jaarlijks moet de Bestuurder verslag geven aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten over den wetenschappelijke disciplinaire en economische toestand der Hogere School.

Art. 9. Behalve zijne bezoldiging als professor geniet de Bestuurder der Hogere School ene jaarwedde van ten hoogste 3.000 frank, waarop de bepalingen van de wet van 30 Juli 1879f betreffende het pensioen en het emeritaat van professoren en andere leden van het leraarskorps der Staatsuniversiteiten toepasselijk zijn.

Art. 10. Bij tijdelijke verhindering of ontstentenis van den Bestuurder worden zijne ambtsverrichtingen waargenomen door het oudste in dienst zijnde lid van den Raad van professoren. In geval van langer durende verhindering of ontstentenis wordt door de regering een plaatsvervanger aangeduid onder de leden van den Raad van professoren, na raadpleging van den Bestuurder der Hogere School {zoo mogelijk) en van den Rector en den Curator der Universiteit,l

Art. 11. 1) De Raad van professoren der Hogere School voor Handelswetenschap bestaat uit de professoren aan de Hogere School zelf, alsmede uit de professoren der Universiteit of der andere bij de Universiteit bestaande scholen, die aan de Hogere School voor Handelswetenschap onderwijs geven,

2) De docenten aan de Hogere School voor Handelswetenschap en al de docenten der Universiteit en der hij de Universiteit bestaande scholen, die aan de Hogere School voor Handelswetenschap onderwijs geven, worden uitgenodigd om de vergaderingen van den Raad van professoren bij te wonen. Bij beslissing over vragen die in verband staan met hun onderwijs zijn zij tot stemmen gerechtigd.

3) De Raad van professoren beraadslaagt over alle belangrijke zaken, die de Hogere School voor Handelswetenschap, bijzonderlijk het onderwijs en zijne ontwikkeling betreffen, Inzonderheid is hij gemachtigd : jaarlijks het programma der lessen vast te stellen. voorstellen te doen tot het toekennen van reis- en studiebeurzen, wedstrijden uit te schrijven en de prijzen toe te kennen, hij het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten voorstellen in te dienen tot verbetering van het onderwijs en tot het invoeren van nieuwe inrichtingen wanneer de wenselijkheid ervan gebleken is. aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten adviezen uit te hrengen over zaken die de Hogere School betreffen, inzonderheid over benoemingen voor openstaande of nieuw te stichten leerstoelen.

4} De vergaderingen van den Raad van professoren worden gelegd door den Bestuurder, die tevens de punten ter behandeling aangeeft. In elk geval moet ene vraag, in de bevoegdheid van den Raad vallende, ter bespreking gebracht worden, wanneer ten minste drie professoren of docenten, die in deze zaak tot stemmen gerechtigd zijn, het aanvragen.

5) Voor zoverre in afzonderlijke gevallen geen andere bepalingen bestaan, heslist den Raad van professoren hij meerderheid van stemmen; hij staking van stemme7i heeft de voorzitter beslissende stem. Opdat de vergadering bevoegd weze een besluit te nemen, is de aanwezigheid van ten minste de helft der leden vereist. Als de minderheid het verlangt, wordt haar advies hij het verslag over de genomen besluiten gevoegd.

Betrekkingen met de overheden der Universiteit. Art, 12. 1) Te samen met het beheer der zaken van de Universiteit in haar geheel, voert de Curator der Universiteit het beheer van de Hogere School voor Handelswetenschap.

2) Hij beëdigt de beambten en wijst de bedienden der Hogere School oj) hunne plichten. Dit personeel staat onder zijn algemeen bestuurlijk toezicht.

3) Hij heeft het Hoger toezicht over de gebouwen instituten en verzamelingen der Hogere School.

Art. 13. 1) De Rector der Universiteit vertegenwoordigt naar buiten, de Hogere School voor Handelswetenschap met de algeheelheid der Universiteit. Hij waakt over hare wetenschappelijke en pedagogische belangen.

2) Hij beëdigt de leerkrachten der Hogere School. Hij aanvaardt de leerlingen door hunne inschrijving op de rol der Universiteit en bekrachtigt door zijne handtekening de academische getuigschriften en diplom is die door de examencommissie afgeleverd worden.

Art. 14. 1) De bestuurder vertegenwoordigt de Hogere School in het College van Assessoren en in den Academische senaat der Universiteit. Hij wordt tot de zittingen uitgenodigd als vragen van algemenen aard die de Universiteit in haar geheel of vragen die vooral de Hogere School voor Handelswetenschap betreffen, behandeld worden. In dit laatste geval is hij tot stemmen gerechtigd.

2) Professoren der Hogere School voor Handelswetenschap kunnen hij bespreking van vragen die in verband staan met hun onderwijs uitgenodigd worden om met raadplegende stem de vergaderingen van den Academische Senaat der Universiteit hij te wonen,
Brussel, den 20 juni 1917

No. 374. – 27. juli 1917
. Verordening betreffende de leerkrachten en het bestuur der Hogere- Land- en Tuinbouwschool bij de Staatsuniversiteit te Gent, alsmede de betrekking tussen de Hogere School en de Universiteit.
I, Leerkrachten.l

Art. 1. 1) Naar luid van artikel 6 der Verordening van 23 Mei 1917, C. C. Ulh 2230, betreffende de inrichting ener Hogere Land- en Tuinbouwschool hij de Staatsuniversiieit te Gent, wordt aan deze Hogere School onderwijs gegeven door de professoren en docenten aan de Hogere School zelf en door professoren en docenten in de faculteiten der Universiteit alsmede aan de andere hij de Universiteit bestaande scholen.

2) Daarenboven kunnen, al naar gelang van de behoefte, hoofdassistenten, assistenten en technici aangesteld worden.

3) Bovendien kunnen mannen van bijzondere bekwaamheid in de wetenschap of de techniek, die niet tot de Hogere School behoren belast worden met het houden van afzonderlijke voordrachten.

Art. 2. 1) De professoren en docenten aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool worden benoemd door de regering, op advies van den Raad van professoren der Hogere School, alsmede van den Rector en den Curator (Beheerder opziener) der Universiteit.

2) Bij de benoeming der professoren en docenten wordt bepaald in welke vakken zij onderwijs zullen geven.

3) De professor of docent die benoemd wordt voor een bepaald vak is in den regel ook gelast over de verzamelingen, die bij dat vak in verband staan, toezicht te houden en de instituten die ermede verbonden zijn, te besturen.

4) leder professor en docent is verplicht de colleges en oefeningen, waarmede hij uit hoofde van zijne aanstelling belast is, op regelmatige wijze te houden. Mocht het voorkomen dat hij in een of andere semester geen onderwijs heeft te geven, dan is hij verplicht andere colleges of oefeningen te houden in een der vakken waartoe hij benoemd is.

5) De professoren en docenten zijn verplicht de examens af te nemen, de verslagen te leveren over wedstrijden of over andere aangelegenheden van het onderwijs of van de Hogere School, waarmede ze krachtens de algemene bepalingen of bijzondere ministeriële onderrichtingen belast worden; de vergaderingen van den Raad van professoren geregeld bij te wonen en mede te werken aan de uitvoering van de werkzaamheden die deze laatste te vervullen heeft.

6) Buiten hunne betrekking aan de Hogere School mogen de professoren gene openbare of private beroepsbezigheid uitoefenen, zonder toestemming van het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten.

Art. 3. 1) De professoren der Hogere Land- en Tuinbouwschool genieten ene jaarwedde van 6.000 frank, die na drie jaren, te rekenen van hunne benoeming, met 500 frank en na drie verdere jaren, nogmaals met 500 frank verhoogd kan worden. Deze verhogingen kunnen reeds voor afloop van 3 respectievelijk 6 jaren toegekend worden, als de belanghebbende ten minste 6 respectievelijk 12 jaren hij Staat, provincie of gemeente in dienst was.

2) Verdienstelijke professoren der Hogere School die sedert meer dan 25 jaren in staats -, provincie- of gemeentedienst zijn, meer dan 50 jaar oud zijn en sedert ten minste drie jaar de maximum -jaarwedde genieten die voor hun ambt bepaald is, kunnen ene vermeerdering van jaarwedde krijgen van een tiende en na drie verdere jaren ene nieuwe vermeerdering van een tiende der maximum -jaarwedde.

3) Bij het berekenen der dienstjaren kan ook de diensttijd die buiten België, in staats -, provincie- of gemeentedienst doorgebracht werd, in aanmerking genomen worden.

4) Voor bijzondere redenen kan aan professoren een bijslag of vergoeding toegekend worden.

5) De jaarwedde der docenten wordt telkenmale hij afzonderlijke beschikking geregeld. Nochtans dient tot grondslag voor de vaststelling de jaarwedde van docenten, die aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool hunne hoofdbezigheid hebben, ene aanvankelijke jaarwedde van 4.000 frank, die na drie jaren met 500 frank en na drie verdere jaren nogmaals met 500 frank verhoogd kan worden. Docenten die aan de Hogere School slechts ene bij komende betrekking uitoefenen genieten ene vergoeding, die berekend wordt naar het belang van dit onderwijs.
Artikel 4. De bepalingen van de wet van 30 juli 1879, betreffende het pensioen der leden van het lerarenkorps der Staatsuniversiteiten alsook die van de Verordening van 21 maart 1917 tot aanvulling diezelfde wet, zijn toepasselijk op het pensioen en het emeritaat van de professoren en docenten aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool.
Art, 5. 1) Professoren en docenten aan de Universiteit of aan ene der hij de Universiteit bestaande bijzondere scholen, kunnen aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool medewerken, ofwel, door het feit, dat door hen aan de Universiteit of aan de daarbij bestaande bijzondere scholen gehouden colleges of oefeningen in het programma der Hogere School opgenomen worden, of ook nog daardoor dat zij met het houden van afzonderlijke colleges of oefeningen aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool belast worden.

2) In dit laatste geval kan hun ene bijzondere vergoeding worden toegestaan, berekend naar het belang van dit onderwijs.

3) De bepalingen van artikel 2 zijn toepasselijk oj> de benoeming en de plichten van deze professoren en docenten.

Art. 6. 1) Al naar gelang van de behoefte worden hoofdassistenten, assistenten en technici aangesteld, op voorstel van de professoren of docenten onder wier leiding zij zullen hebben te werken en behoudens advies van den Raad van professoren aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool, Hunne rechten en plichten worden geregeld bij het besluit van hunne benoeming, bij bijzondere voorschriften voor den dienst en bij afzonderlijke beschikking van hunne oversten.

2) Hunne jaarwedde wordt vastgesteld overeenkomstig de algemene voor de Staatsuniversiteiten geldende bepalingen.
Art, 7. Mannen van bijzondere bekwaamheid in de wetenschap of de techniek, die niet tot de Hogere School behoren, kunnen door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten met het houden van afzonderlijke voordrachten {niet op het gewoon programma voorkomende leergangen) belast worden, op voorstel of behoudens advies van den Raad van professoren der Hogere School. Hunne betrekkingen tot de Hogere School worden door het Ministerie in elk afzonderlijk geval geregeld.

II. Organen der Hogere School.

Art. 8. 1) De Hogere Land- en Tuinbouwschool staat onder de leiding van een Bestuurder, die na raadpleging van den Bector en den Curator der Universiteit door de regering benoemd wordt onder de leden van den Raad van professoren.

3) De Bestuurder is voorzitter van den Raad van professoren aan de Hogere School. Hij onderwerpt aan het oordeel van den Raad alle zaken die door dezen laatste moeten besproken worden. Al naar gelang van de bepalingen nopens de bevoegdheid voert hij de besluiten van den Raad rechtstreeks uit of brengt ze ter kennis van de overheid van wie de beslissing afhangt.

4) De Bestuurder is belast met de inrichting en de Hogere leiding der examens die door de Hogere School afgenomen worden.

5) Jaarlijks moet de Bestuurder verslag geven aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten over den wetenschappelijke, disciplinaire en economische toestand der Hogere School.

Art. 9. Behalve zijn bezoldiging aïs professor geniet de Bestuurder der Hogere School ene jaarwedde van ten hoogste 3.000 frank, waarop de bepalingen van de wet van 30 Juli 1879, betreffende het pensioen en het emeritaat van professoren en andere leden van het leraarskorps der Staatsuniversiteiten, toepasselijk zijn.

Art. 10. Bij tijdelijke verhindering of ontstentenis van den Bestuurder worden zijne ambtsverrichtingen waargenomen door het oudste in dienst zijnde lid van den Raad van professoren. In geval van langer durende verhindering of ontstentenis wordt door de regering een plaatsvervanger aangeduid onder de leden van den Raad van professoren na raadpleging van den Bestuurder der Hogere School (zo mogelijk) en van den Rector en den Curator der Universiteit.

Art. 11. 1) De Raad van professoren der Hogere Landen Tuinbouwschool bestaat uit de professoren aan de Hogere School zelf, alsmede uit de professoren der Universiteit of der andere bij de Universiteit bestaande scholen die aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool onderwijs geven.

2) De docenten aan de Hogere Land- en Tuinbouw school en al de docenten der Universiteit en der bij de Universiteit bestaande scholen, die aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool onderwijs geven, worden uitgenodigd om de vergaderingen van den Raad van professoren bij te wonen. Bij beslissing over vragen die in verband staan met hun onderwijs zijn zij tot stemmen gerechtigd.

3) De Raad van professoren beraadslaagt over alle belangrijke zaken, die de Hogere Land- en Tuinbouwschool, bijzonderlijk het onderwijs en zijne ontwikkeling, betreffen. Inzonderheid is hij gemachtigd : jaarlijks het programma der lessen vast te stellen, voorstellen te doen tot het toekennen van reis- en studiebeurzen, wedstrijden uit te schrijven en de prijzen toe te kennen, bij het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten voorstellen in te dienen tot verbetering van het onderwijs en tot het invoeren van nieuwe inrichtingen wanneer de noodzakelijkheid ervan gebleken is. aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten adviezen uit te brengen over zaken die de Hogere School betreffen, inzonderheid over benoemingen voor openstaande of nieuw te stichten leerstoelen.

4) De vergaderingen van den Raad van professoren worden belegd door den Bestuurder, die tevens de punten ter behandeling aangeeft. In elk geval moet ene vraag, in de bevoegdheid van den Raad vallende, ter bespreking gebracht worden, wanneer ten minste drie professoren of docenten, die in deze zaak tot stemmen gerechtigd zijn, het aanvragen.

5) Voor zooverre in afzonderlijke gevallen geen andere bepalingen bestaan, heslist de Raad van professoren bij meerderheid van stemmen ; hij staking van stemmen heeft de voorzitter beslissende stem. Opdat de vergadering bevoegd weze een besluit te nemen, is de aanwezigheid van ten minste de helft der leden vereist. Aïs de minderheid het verlangt, wordt haar advies hij het verslag over de genomen besluiten gevoegd.
III Betrekkingen met de overheden der Universiteit.

Art. 12. 1) Te samen met het beheer der zaken van de Universiteit in haar geheel, voert de Curator der Universiteit het beheer van de Hogere Land- en Tuinbouwschool.

2) Hij beëdigt de beambten en wijst de bedienden der Hogere School op hunne plichten. Dit personeel staat onder zijn algemeen bestuurlijk toezicht.

3) Hij heeft het Hoger toezicht over de gehouwen, instituten en verzamelingen der Hogere School.

Art. 13. 1) De Rector van de Universiteit vertegenwoordigt, naar buiten, de Hogere Land- en Tuinbouwschool met de algeheelheid der Universiteit. Hij waakt over hare wetenschappelijke en pedagogische belangen.

2) Hij beëdigt de leerkrachten der Hogere School. Hij aanvaardt de leerlingen door hunne inschrijving op de rol der Universiteit en bekrachtigd door zijne handtekening de academische getuigschriften en diploma’s, die door de examencommissie afgeleverd worden.

Art. 14. 1) De Bestuurder vertegenwoordigt de Hogere School in het College van Assessoren en in den Academische Senaat der Universiteit. Hij wordt tot de zittingen uitgenodigd als vragen van algemene aard, die de Universiteit in haar geheel, qf vragen die vooral de Hogere Landen Tuinbouwschool betreffen behandeld worden. In dit laatste geval is hij tot stemmen gerechtigd.

2) Professoren der Hogere Land- en Tuinbouwschool kunnen hij bespreking van vragen die in verhand staan met hun onderwijs, uitgenodigd worden om met raadplegende stem de vergaderingen van den Academische Senaat der Universiteit hij te wonen. Brussel, den 20n juni 1917.

 

 

geen nieuwe affiches uit de collectie KOKW

27 juli 1917 vrijdag Sint Niklaas

Een Duitsch regiment kannoniers 800 a 1000 man sterk met kannonnen, caissons en materiaal komt hier toe om zich te reformeeren en uit te rusten. De soldaten en officieren worden bij de burgers gelogeerd. De paarden in de fabrieken gestald. Voor ’t oogenblik zijn hier een 2400 Duitschers..

zie ook Oorlogsdagboeken Rafael Waterschoot wereldoorlog 1914 1918
tot en met 31-08-2017 geen gedichtenblog
tot en met 31-07-1917 geen nieuws overgeschreven uit NRC
tot en met 18-07-1917 geen verordeningen

No. 873. – 25. juli 1917.
Verordening
betreffende de Belgische begroting voor het dienstjaar 1917

Art. 1. De gewone ontvangsten van den Staat worden voor het dienstjaar 1917, geraamd op tweehonderd negentig millioen vijfhonderd een en zestig duizend tweehonderd mjftigfrank {290,561.250 fr.).

Art. 2. De uitgaven van den Staat worden voor het dienstjaar 1917, te zamen vastgesteld op tweehonderd negentig millioen vijf honderd een en zestig duizend tweehonderd vijftig frank {290.561.250 fr.), en wel :
I. voor het gehele dienstjaar 1917 voor het gezamenlijk staatsgebied : voor de openbare schuld, op een dertig miljoen achthonderd vier en vijftig duizend achthonderd dertig frank {51.854.830 fr.); voor de dotatiën, op zevenhonderd vijf en vijftig duizend vier honderd vijftig frank (755.450 h.) ; voor onwaarden en terugbetalingen op twee miljoen tweehonderd vijftig duizend frank (2.250.000 fr,) ; IL voor de eerste helft van het dienstjaar 1917 voor het gezamenlijk staatsgebied : voor het ministerie van Justitie, op zestien miljoen driehonderd twintig duizend achthonderd frank (16.320.800 fr.) voor de gewone uitgaven en honderd vijftien duizend frank (115.000 fr.) voor de buitengewone uitgaven samen op zestien miljoen vierhonderd vijf en dertig duizend achthonderd frank (16.435.800 fr.) ; voor het ministerie van Binnenlandse Zaken, op vier miljoen honderd en vier duizend tweehonderd vijftig frank (4.104.250 fr.) voor de gewone uitgaven en vijf en zeventig duizend frank (75.000 frJ) voor de buitengewone uitgaven, samen op vier miljoen honderd negen en zeventig duizend tweehonderd vijftig frank (4.179.250 fr.) ; voor het ministerie van Wetenschappen en Kunsten, op een en twintig miljoen een en tachtig duizend vijfhonderd frank (21.081.500 fr.) voor de gewone uitgaven en zevenhonderd duizend frank (700.000 fr.) voor de buitengewone uitgaven, samen op een en twintig miljoen zevenhonderd een en tachtig duizend vijfhonderd frank (21.781.500 fr.) ; voor het ministerie van Nijverheid en Arbeid op twee miljoen vierhonderd een en vijftig duizend achthonderd frank (2.451.800 fr.) voor de gewone uitgaven en vijf en twintig duizend vijfhonderd frank (25.500 fr.) voor de buitengewone uitgaven, samen op twee miljoen vierhonderd zeven en zeventig duizend drie honderd frank (2. 477.300 fr.) ; voor het ministerie van Financiën op vijftig miljoen zeshonderd negen en vijftigduizend en zestig frank {50.659.060 fr.) voor de gewone uitgaven en vijf en twintig duizend frank {25.000 fr.) voor de buitengewone uitgaven, samen op vijftig miljoen zeshonderd vier en tachtig duizend en zestig frank {50.684.060 fr.) ; voor het ministerie van Landhouw en Openbare Werken, op veertien millioen zeshonderd vijf en vijftig duizend vierhonderd veertig frank {14.655.440 h.) voor de gewone uitgaven en tweehonderd dertig.duizend frank {230.000 fr.) voor de buitengewone uitgaven, samen op veertien miljoen achthonderd vijf en tachtig duizend vierhonderd veertig frank {14,885.440 fr.) ;
III. voor de tweede helft van het dienstjaar 1917 voor het Vlaams bestuurlijk gebied : voor het ministerie van Justitie, op tien miljoen tweehonderd vijf en negen duizend driehonderd frank {10.295.300 fr.) voor de gewone uitgaven en vijftig duizend frank {50.000 fr.) voor de buitengewone uitgaven, samen op tien miljoen driehonderd vijf en veertig duizend driehonderd frank {10.345.300 voor het ministerie van Binnenlandse Zaken, op twee miljoen vijfhonderd zeven en vijftig duizend tweehonderd vijftig frank {2.557.250 fr.) voor de gewone uitgaven en vijftien duizend frank {15.000 fr.) voor de buitengewone uitgaven, samen op twee miljoen vijfhonderd twee en zeventig duizend tweehonderd vijftig frank (2.572.250 fr.) ; voor het ministerie van Wetenschappen en Kunsten, op twaalf miljoen vijfhonderd acht en twintig duizend vijftig frank {12.528.050 fr.) voor de gewone uitgaven en een miljoen vierhonderd acht en tachtig duizend zevenhonderd vijftig frank {1.488.750 fr.) voor de buitengewone uitgaven, samen op veertien miljoen zestien duizend achthonderd frank (14.016.800 Jr.) ; voor het ministerie van Nijverheid en Arbeid op zeven miljoen vijfhonderd drie en tachtig duizend tweehonderd frank (7.583.200 Jr.) voor de gewone uitgaven en twintig duizend frank (20.000 jr.) voor de buitengewone uitgaven samen op zeven miljoen zeshonderd en drie duizend tweehonderd frank (7.603.200 jr.) ; voor het ministerie van Financiën, op zeven en zestig miljoen zeshonderd negen en tachtig duizend honderd zestig frank (67.689.160 jr.) ; voor het ministerie van Landbouw en Openbare Werken, op twaalf miljoen driehonderd acht en twintig duizend en tien frank (12.328.010 jr.) voor de gewone uitgaven en honderd veertig duizend frank (140.000 jr.) y voor de buitengewone uitgaven, samen op twaalf miljoen vierhonderd acht en zestig duizend en tien frank (12.468.010 jr.).
IV. voor de tweede helft van het dienstjaar 1917 voor het Waals bestuurlijk gebied : voor het ministerie van Justitie op zes miljoen driehonderd een en dertig duizend vierhonderd frank (6.311.400 jr.) voor de gewone uitgaven en vijf en twintig duizend frank (25.000 jr.) voor de buitengewone uitgaven, samen op zes miljoen driehonderd zes en vijftig duizend vierhonderd frank (6.356.400 jr.) ; voor het ministerie van Binnenlandse Zaken, op een miljoen zeshonderd twee en tachtig duizend frank (1.682.000 jr.) voor de gewone uitgaven en tien duizend frank (10.000 jr.) voor de buitengewone uitgaven, samen op een miljoen zeshonderd twee en negentig duizend frank (1.692.000 fr,) ; voor het ministerie van Wetenschappen en Kunsten, op negen miljoen negen en zestig duizend vijfhonderd frank {9.069.500 fr,) voor de gewone uitgaven en driehonderd twintig duizend frank {320.000 fr.) voor de buitengewone uitgaven, samen op negen miljoen driehonderd negen en tachtig duizend vijfhonderd frank {9.389.500 fr.); voor het ministerie van Nijverheid en Arbeid, op zes miljoen dertigduizend zeshonderd frank {6.030.600 fr.) voor de gewone uitgaven en vijf duizend vijfhonderd frank {5.500 fr.) voor de buitengewone uitgaven, samen op zes miljoen zes en dertig duizend en honderd frank {6.036.100 fr.) ; voor het ministerie van Financiën, op drie miljoen vijfhonderd drie en veertig duizend en honderd frank {3.543.100 fr.) voor de gewone uitgaven en vijfhonderd vijf en twintig duizend frank {525.000 fr.) voor de buitengewone uitgaven, samen op vier miljoen acht en zestig duizend en honderd frank {4.068.100 fr.) ; voor het ministerie van Landbouw en Openbare Werken, op twee miljoen negenhonderd dertig duizend achthonderd frank {2.930.800 fr.) voor de gewone uitgaven en negentig duizend frank {90.000 fr.) voor de buitengewone uitgaven, samen op drie miljoen twintig duizend achthonderd frank {3.020.800 fr.).

Art. 3. Zover voor de eerste en tweede helft van het dienstjaar 1917 bijzondere begrotingen opgemaakt zijn, moet de verdeling van de uitgaven over de eerste en de tweede helft van het dienstjaar naar dezelfde grondbeginselen geschieden, waarnaar bepaald wordt dat de uitgaven hij de begroting van het dienstjaar behoren. Uitgaven, die voor het ganse jaar in een enkele storting te doen zijn, komen ten laste van de begroting voor de eerste helft van het dienstjaar, in geval het stortingsbevel ten minste op 30 juni 1917 gegeven werd ; is dit bevel na dezen datum gegeven, zoo zijn de uitgaven op de kredieten van de begrotingen voor de tweede helft van het dienstjaar te boeken.

Art. 4. De uitgaven voor den termijn van 1 januari tot en met 30 juni 1917, zijn ook dan te bestrijden met de kredieten van de begroting voor de eerste helft van het dienstjaar, wanneer de vorming van afzonderlijke ministeries voor de bestuurlijke gebieden, bedoeld in de Verordening van 21 maart 1917 (Wet- en Verordeningsblad, bl. 3467), reeds bevolen was voor 1 Juli 1917.

Art. 5. Zover naar luid van te dien opzichte uitgevaardigde Verordeningen, enkele diensttakken voorlopig gemeenschappelijk onder de leiding van de Vlaamse ministeries te Brussel blijven, zijn de daaruit voortvloeiende uitgaven ook voor het Waals bestuurlijk gebied te bestrijden uit de begrotingen, opgemaakt voor het Vlaams bestuurlijk gebied.

Art. 6. De beschikking over het krediet, voorzien bij artikel 12a, Tabel B van de begroting voor liet Vlaams ministerie van Landbouw en Openbare Werken voor de tweede helft van het dienstjaar 1917, evenals de bevoegdheid om de bij de artikelen 3,7 en 9 van deze begroting toegelaten overdrachten van kredieten op artikel 12a der begroting te bevelen, blijft den leider van de afdeling van Financiën (Leiter der Finanzabteilung) voorbehouden. De uitgaven voor het Waals bestuurlijk gebied zijn eveneens met het krediet van artikel 12a te bestrijden.

Art. 7. Voor het ministerie van Wetenschappen en Kunsten wordt, behouden de door het Hoofd van het burgerlijk bestuur (Verwaltungschef) bij den Generalgouvemeur in België of door den leider van de afdeling van Financiën te bepalen uitzonderingen, te rekenen van 15 juni 1917
de toewijzing van al de uitgaven, die na dien dag nog voor rekening van de begroting voor het dienstjaar 1916 of voor rekening van begrotingen voor vroegere dienstjaren toe te wijzen zijn, ook wat het Vlaams bestuurlijk gebied betreft, aan het Waals ministerie van Wetenschappen en Kunsten te Namen overgedragen.

Art. 8. Voor al de andere ministeries wordt, behoudens de door het Hoofd van het burgerlijk bestuur bij den Generaalgouverneur in België of door den leider van de afdeling van Financiën te bepalen uitzonderingen, te rekenen van de dag waarop voor de afgescheiden bestuurlijke gebieden twee afzonderlijke ministeries gevormd zijn, de toewijzing van al de uitgaven, die na dien dag nog voor rekening van de gemeenschappelijke begroting voor het eerste halfjaar 1917 of voor rekening van de begrotingen van vroegere dienstjaren toe te wijzen zijn, ook wat het Waals bestuurlijk gebied betreft, aan de Vlaamse ministeries te Brussel overgedragen.
Brussel, den 12n Juli 1917.

No. 373. – 25. juli 1917.
Verordenîng ***
houdende wijziging van de Verordening van 4 Juli 19l1f, betreffende de aangifte van het vermogen van onderdanen van het vijandelijk buitenland in België. Enig artikeL
§ 1 van de Verordening van 4 Juli 1917 {Wet- en Verordeningsblad voor de bezette streken in België, nr. 367, bl. 3962), moet voortaan dis volgt worden gelezen :
§ 1. Bij de Afdeling voor Handel en NijverJieid {Abteilung fiir Handel und Gewerhe), Wetstraat 175 te Brussel, zijn overeenkomstig de volgende voorschriften, aan te geven .»
1. Ondernemingen, die in België hetzij een nijverheidsbedrijf onderhouden, hetzij een warenhandel of verzekeringszaken drijven, bijaldien Britse of Franse onderdanen daaraan deel hebben. Aandeelhouders zijn eveneens als deelhebbers in den zin van deze bepaling te heschouwen.
2. Onroerende goederen, die geheel of gedeeltelijk in eigendom toebehoren aan Britse of aan Franse onderdanen. Brussel, den 15 Juli 1917.
No. 373. – 25. juli 1917.
Bekendmaking
betreffende de liquidatie van Franse ondernemingen.
Met toestemming van den heer Generaal-Gouverneur in België, heb ik, overeenkomstig de Verordeningen van 29 Augustus 1916 en van 15 April 1917, over de liquidaties van vijandelijke ondernemingen (Wet- en Verordeningsblad voor de bezette streken van België nr. 253 van 13 september 1916 en nr. 335 van 19 April 1917), de liquidatie bevolen van het in België voorhanden zijnde vermogen van de firma S, A. des Etablissements Hutchinson, Parijs. De heer luitenant M aas, Krijgsschool te Brussel, is lot liquidator benoemd. De liquidator verstrekt nadere inlichtingen. Brussel, den 18n Juli 1917» H. B. 2336.
geen nieuwe affiches uit de collectie KOKW

afbeelding uit illustrierter kriegskurier vrouwen aan het werk Noordstation Parijs

26 juli 1917 donderdag. Sint Niklaas

Niets nieuws.

zie ook Oorlogsdagboeken Rafael Waterschoot wereldoorlog 1914 1918
tot en met 31-08-2017 geen gedichtenblog
tot en met 31-07-1917 geen nieuws overgeschreven uit NRC
tot en met 18-07-1917 geen verordeningen

No. 372. – 22. juli 1917.
Verordening ***
Over het malen en vervoeren van koren.

§ 1. Het verwerken van koren tot meel en het uitbuilen van het meel mag alleen geschieden in molens, die tot hoofdhedrijf dienen en die een maalverlof van de provinciale Oogstkommissie {Provinzial-Emte-Kommission) verkregen hebben. Maaltoestellen, die volgens aard en omvang, dan andere bedrijven ondergeschikt zijn, mogen mits goedkeuring van de bevoegde provinciale Oogst-kommissie in gang gehouden worden.
§ 2. Het is verboden, om het even welke handmolens en toestellen voor het malen van koren als huis- of bijbedrijf aan te bieden, te koop te stellen en te verkopen, te kopen of anderszins te verwerven.
§ 3. De maalgraad, zoowel voor het inlands als voor het ingevoerd koren blijft tot nader bericht op ten minste 97 % vastgesteld. Deze maalgraad is zo te verstaan, dat al het koren, met de zemelen, geheel moet worden uitgemaald, De vastgestelde maalgraad geldt eveneens voor het koren dat voor de voeding van de verbouwers zelf dient. De molens die de toelating hebben om koren te malen zijn verantwoordelijk voor het nakomen van bovenstaand voorschrift betreffende den maalgraad. De voorgeschreven vaststelling van den maalgraad geldt niet voor het koren, dat uitsluitend voor het verbruik in het Etappen- en Operatiegebied gemalen wordt. Het Nationaal Komiteit moet aan de bevoegde provinciale Oogstkommissies {Provinzial-Ernte-Kommissionen) de molenaars bekendmaken, die gerechtigd zouden zijn van deze uitzonderingsbepaling gebruik te maken, Deze zijn aan een nauwkeurig toezicht van de provinciale Oogstkommissies onderworpen. Dit toezicht zal uitgeoefend worden overeenkomstig de onderrichtingen, die dé centrale Oogstkommissie {Zentral- Ernte-Kommission) te dien einde zal geven,
§ 4. De Voorzitters van de provinciale Oogstkommissies zijn gemachtigd, met het oog op de vervaardiging van zulk gebak of op de rechtstreekse levering van meel aan zieke of zwakke personen, aan de molens te dien einde door het Nationaal Komiteit aangeduid, vergunning te geven om op een geringere dan den hij deze Verordening vastgestelde maalgraad te malen. Het Nationaal Komiteit moet de hoeveelheden koren, die in de bedoelde molens voor een fijner gemaal nodig zijn, ter beschikking stellen van de bevoegde provinciale Oogstkommissies. De provinciale Oogstkommissies hebben er voor te zorgen, dat het op last van het Nationaal Komiteit fijner gemalen meel, enkel en alleen gebruikt wordt om er, in de door de Voorzitters van de provinciale Oogstkommissies hij wijze van uitzondering toegelaten bakkerijbedrijven, gebak van te maken voor zieke of zwakke personen, ofwel om als meel aan zieke of zwakke personen te worden afgeleverd.
§ 5. Het maalverlies mag bij het vervaardigen van meel niet meer dan 2 % bedragen.
§ 6. Voor ieder vervoer van koren is een geleibrief vereist.
§ 7. De provinciale Oogstkommissies mogen, voor hun omschrijvingen, binnen de grenzen van de bepalingen dezer Verordening, uitvoeringsbepalingen en, inzonderheid, de voor het bewaken van de molens en voor het vervoer vereiste voorschriften uitvaardigen.
§ 8, Overtredingen van deze bepalingen worden gestraft, met de straffen, voorzien in § 9 van de Verordening over de inbeslagneming van het koren. Inzonderheid bij verheling of ongeoorloofde benutting te koopstelling oj verwerving van maaltoestellen, moet de verbeurdverklaring of de onbruikbaarmaking van deze voorwerpen uitgesproken worden. De verbeurdverklaring van ongeoorloofd gemalen koren moet eveneens worden uitgesproken. De Duitse krijgsbevelhebbers en krijgsrechtbanken zijn tot oordelen bevoegd. Brussel, den 19n Juli 1917.

 

No. 372. – 22. juli 1917.
Verordening
houdende verbod om banketbakkerijwaren te bakken.
§ 1. Het is verboden meel en meelachtige stoffen te gebruiken om van beroepswege banketbakkerijwaren te bakken.
§ 2. Als banketbakkerijwaren in den zin van deze Verordening geldt alle gebak, dat meel of meelachtige stoffen bevat en dat door toevoeging van andere stoffen van om het even welken aard, b.v. van vet, zoetmakende voortbrengselen, honig, fruit, eiwit, chocolade, amandels, of door een bijzondere wijze van bakken de kentekenende eigenschappen van gewoon brood verloren heeft.
§ 3. Dit verbod geldt voor alle ambachts- en nijverheidsbedrijven, inzonderheid voor banketbakkerijen, biscuit, cakes, beschuit- en koekjesfabrieken, gasthoven, drank- en spijshuizen, gaarkeukens, verversing- en verenigingslokalen.
§ 4. De voorzitters van de provinciale Oogstkommissies (Provinzial-Ernte-Kommissionen) kunnen uitzonderingen toestaan voor de fabrieken, die gebak voor zieke en zwakke personen maken.
§ 5. De voorzitters van de provinciale Oogstkommissies zijn bevoegd
a) alle tot het uitvoeren dezer Verordening nodige vaststellingen doet
b) buiten de straffen voorzien onder § 6, 1, bakhuizen en bakinrichtingen, waarin zonder toelating banketbakkerijwaren worden gemaakt te sluiten. alle zonder toelating gemaakte banketbakkerijwaren en alle meelvoorraden, die tot het maken van verboden banketbakkerijwaren bestemd zijn, zonder verbeurd te verklaren. De verbeurdverklaarde voorwerpen moeten ten bate van de bevolking gebruikt worden.
§ 6. Wie de bepalingen van deze Verordening overtreedt, wordt met ten hoogste 6 maand gevangenis en met ten hoogste 2000 mark boete of met één van deze beide straffen gestraft. Bij het toepassen van de boete, moet de straf vastgesteld worden op het meervoud van de waarde van het onveroorloofd vervaardigd gebak. De poging tot overtreding is strafbaar. De Duitse krijgsbevelhebbers en krijgsrechtbanken zijn tot oordelen bevoegd. Brussel den 19n Juli 1917,
geen nieuwe affiches uit de collectie KOKW

afbeelding uit fantasio gasaanval

25 juli 1917 woensdag. Sint Niklaas

Geen nieuws.

zie ook Oorlogsdagboeken Rafael Waterschoot wereldoorlog 1914 1918
tot en met 31-08-2017 geen gedichtenblog

Door Raphael nieuws overgeschreven uit NRC
KOKW19170725 – Stanislau en Thluman door de Centralen bezet.

verorderingen:

No. 371. – 19. juli 1917.
Verordening ***
houdende aanvulling van de Verordening van september 1915, betreffende het vervaardigen en het verkopen van landkaarten van om het even welken aard (Wet- en Verordeningsblad, Nr 1 3, blz. 1088) Het is verboden kaarten van om het even welken aard op de schaal van 1 : 100.000 of daaronder, alsook plannen, die stadsinrichtingen of -gedeelten, spoorweg, haven- en fabrieksinrichtingen op dezelfde schaal weergeven, op openbare plaatsen aan te plakken, uit te stallen, uit te hangen of ten toon te spreiden. Overtredingen worden overeenkomstig artikel 5 van de Verordening van 22 september 1915 gestraft De Duitse krijgsrechtbanken en krijgsoverheden zijn tot oordelen bevoegd. De Verordening wordt op den dag der uitvaardiging van kracht.
Brussel, den 15 juli 1917.
No. 371. – 19. juli 1917. 126
Bekendmaking
betreffende de liquidatie van Franse ondernemingen. Met toestemming van den heer Generaalgouverneur in België, heb ik overeenkomstig de Verordeningen van 29 augustus 1916 en van 15 april 1917 over de liquidaties van vijandelijke ondernemingen {Wet- en Verordeningsblad voor de bezette streken van België, nr 253 van 13 September 1916 en nr 335 van 19 April 1917), de liquidatie bevolen van het in België voorhanden zijnde vermogen van de firma S. A, Cie fermière de Etablissement thermal de Vichy, Parijs. De heer Dr. von Philipp, Krijgsschool te Brussel, is tot liquidator benoemd. De liquidator verstrekt nadere inlichtingen. Brussel den 12n Juli 1917.
H. B. 1750.
No. 372. – 22. juli 1917.
Verordening
Bij wijziging van het ministerieel besluit van 15 Oktober 1890 betreffende het programma der examens aan de Staatsuniversiteiten, en van artikel 31 van het ministerieel besluit van 30 Januari 1897, houdende het bijgaande reglement van de Universiteit te Gent toegevoegde technische scholen ; Op voorstel van den rektor der Universiteit te Gent, bepaal ik het volgende, voor de aan de Universiteit te Gent af te nemen examens :
Art. 1. Het programma van de beide gedeelten van het kandidaats examen in de wis- en natuurkunde, wordt als volgt gewijzigd: De proefondervindelijke natuurkunde wordt over de beide examens als volgt verdeeld :
a) het eerste examen : mechanica, geluid en licht,
b) het tweede examen : warmte en elektriciteit.
De algemene scheikunde {anorganisch gedeelte) wordt van het tweede examen afgenomen en bij het eerste gevoegd.
Art. 2, Het programma van de beide gedeelten van het kandidaatsexamen in de natuurwetenschappen, voorbereidend tot het doctoraat in de natuurwetenschappen of tot de artsenijbereidkunde, wordt als volgt gewijzigd : De proefondervindelijke natuurkunde wordt over de beide examens als volgt verdeeld :
a) het eerste examen : mechanica, geluid en licht,
b) het tweede examen : warmte en elektriciteit.
Art. 3. Het programma van de beide gedeelten van het examen van kandidaat-ingenieur {wettelijke graad), in de aan de Universiteit te Gent toegevoegde technische scholen, wordt als volgt gewijzigd : De proefondervindelijke natuurkunde wordt over de beide examens als volgt verdeeld :
a) het eerste examen : mechanica, geluid en licht,
b) het tweede examen : warmte en elektriciteit. De algemene scheikunde (anorganische en organische) wordt over de heide examens als volgt verdeeld :
a) het eerste examen : anorganische scheikunde,
b) het tweede examen : organische scheikunde.
Brussel, den 7n Juli 1917.
No. 872. – 22. juli 1917.
Beschikking

Gezien de Verordening van 23 Mei 1917 betreffende de inrichting een Hogere School voor Handelswetenschap bij de Staatsuniversiteit ie Gent Gezien de Verordening van 20 juni 1917, betreffende de voorwaarden tot aanvaarding en de toegang examens aan de Hogere School voor Handelswetenschap bij de Staatsuniversiteit te Gent, en de Verordening van juni 1917, betreffende de examen» tot het bekomen van den graad van licentiaat in de handelswetenschap aan bedoelde Hogere School, beschik ik het navolgende :
Art 1. De jury’s, gelast in het studiejaar 1916—17 over ie gaan in de aan de Staatsuniversiteit te Gent toegevoegde Hogere School voor Handelswetenschap, tot het afnemen van de toegangsexamens en van het examen tot het bekomen van den graad van licentiaat in de handelswetenschap, zijn samengesteld als volgt ;
1. Jury voor de toegangsexamens. Voor namen zie hiervoor.
2. Jury voor het examen tot het bekomen van den graad van licentiaat in de handelswetenschap (eerste gedeelte). Voor namen zie hiervoor.
Art. 3. Elke jury zal, in haar midden, een secretaris benoemen. Brussel, den 7n Juli 1917.
No. 372. – 22. juli 1917.
Beschikking.

Gezien de Verordening van 23 Mei 1917, , betreffende de oprichting van een Hogere Land- en Tuinbouwschool bij de Staatsuniversiteit te Gent ; Gezien de Verordening van 20 juni 1917, C. C. lllh 2384, betreffende de voorwaarden tot aanvaarding en de toegangsexamens aan de hij de Staatsuniversiteit Gent toegevoegde Hogere Land- en Tuinbouwschool, en de Verordening van 20 juni 1917,
No. 372. – 22. juli 1917.

Betreffende de examens tot het bekomen van den graad van landbouwingenieur en tuinbouwingenieur aan genoemde Hoge School, heb ik het navolgende :
Art. 1. De jury’s, gelast in liet studiejaar 1916/1917 over te gaan in de aan de Staatsuniversiteit te Gent toegevoegde Hoogere Land- en Tuinbouwschool tot het afnemen van de toegangsexamens en van het examen tot het bekomen van den graad van landbouwingenieur of tuinbouwingenieur, zijn samengesteld als volgt :
1. Jury voor de toegangsexamens. Die Herren C. de Bruyker, F. Brûlez, M. Minnaert, A. Vlamynck, P. Thibau, R. van Sint Jan, Dozent. Direktor der an die Universitat Gent angegliederten Hoohschule fiir Landwirtschaft und Gartenbau, Professer, Vorzitsender Professor Dozent Dozent Dozent
2. Aîisschuss fiir die Priifung zur Erlangung des Grades eines Landbauingenieurs {erster Ahschnitt) : Die Herren C. de Bruyker, F. Stober, J. Versluys, J. Valeton, T. Vemieuwe, H. E. Boeke, M. Minnaert, Direktor der an die Universitat Gent angegliederten Hochschule fur Landwirtschaft und Gartenbau, Professor, Vorsitzender Professor Professor Professor Professor Professor Dosent. 3. AusschiLSS fur die Prûfung zur Erlangung des Grades eines Gartenhauingenieurs {erster Ahschnitt) : Die Herren C. de Bruyker, Direktor der an die Universitat Gent angegliederten Hochschule fiir Landwirtschaft und Gartenbau, Professer, Vorsitzender J. Versluys, Professor F. Brûlez, Professor A. Vlamynck, Dozent P. Thibau, Dozent E. van Sint Jan, Dozent.
2. Jury voor het examen tot het bekomen van den graad van landbouwingenieurs (eerste gedeelte). Voor namen zie hiervoor.
3. Jury voor het examen tot het bekomen van den graad van tuinbouwingenieur (eerste gedeelte). Voor namen zie hiervoor.
Art. 2. Elke jury zal, in haar midden, een secretaris benoemen. Brussel, den 7n Juli 1917.

No. 372. – 22. juli 1917
Bekendmaking betreflende de liquidatie van Franse ondernemingen. Met toestemming van den heer Generaal Gouverneur van België, heb ik, overeenkomstig de Verordeningen van 29 augustus 1916 en van 15 April 1917, over de liquidaties van vijandelijke ondernemingen (Wet- en Verordeningsblad voor de bezette streken van België, nr. 253 van 13 September 1916 en nr. 335 van 19 April 1917), de liquidatie bevolen van het in België voorhanden zijnde vermogen van de firma S. A. La Soie, Parijs. De heer Dr. von Philipp, is tot liquidator benoemd. De liquidator verstrekt nadere inlichtingen. Brussel, den 16 juli 1917..
No. 372. – 22. juli 1917.

Bekendmaking
betreffende de liquidatie van Britse ondernemingen. Met toestemming van den heer Generaalgouverneur in België, heb ik, overeenkomstig de Verordening van 29 Augustus 1916, over de liquidatie van Britse ondernemingen (verschenen in nr. 253 van 13 September 1916 van het wet en Verordeningsblad voor de bezette streken van Beîgië), de liquidatie bevolen van het in België voorhanden zijnde vermogen van de firma’s Saxone Shoe Cy, (France) ,, Parijs, Saxone Shoe Cy. Ltd., Kilmamock, Cecil Shoe Cy., Northampton é Parijs, De heer luitenant Maas, Krijgsschool te Brussel, is tot liquidator benoemd. De liquidator verstrekt nadere inlichtingen. Brussel, den 16 Juli 1917.
6
No. 372. – 22. juli 1917.
Verordening
houdende opheffing van vroegere Verordeningen betreffende het koren. De Verordeningen : van 8 Juli 1916, over de. Inbeslagneming van heti koren (Wet- en Verordeningsblad, van 8 juli 1916 betreffende de Oogstkommissies {Wet- en Verordeningsblad, bl. 2391/92) met de Uitvoeringsbepalingen tot deze Verordening van 8 Juli 1916 (Wet- en Verordeningsblad, bl. 2394/96), van 8 Juli 1916 over het malen en vervoeren van koren (Wet- en Verordeningsblad, bl. 2401), de bekendmaking van 30 Augustus 1916 betreffende het kopen van zaaikoren (Wet- en Verordeningsblad, bl. 2571), de Verordeningen van 6 Oktober 1916 houdende verbod om banketbakkerijwaren te bakken (Wet- en Verordeningsblad, bl. 2794/ 95), van 13 April 1917 betreffende de verhoging van den maalgraad (Wet- en Verordeningsblad, bl. 3577) en van 22 Mei 1917 betreffende den maalgraad (Wet- en Verordeningsblad, bl. 3777) zijn hierbij opgeheven. Strafbare handelingen, begaan voor het uitvaardigen van deze Verordening, vallen onder de bepalingen van de vroegere Verordeningen. Hetzelfde geldt wat betreft de vrijverklaring van de hoeveelheden koren uit den oogst 1916, die tot eigen verbruik van den verbouwer bestemd, van de inbeslagneming bevrijd zijn. Brussel, den 19n Juli 1917.
No. 372. – 22. juli 1917.
Verordening ***
over de inbeslagneming van het koren.
§ 1. Het koren van om het even welken aard,’namelijk rogge, tarwe en spelt, zowel ongemengd als met andere graansoorten vermengd, dat gedurende het oogstjaar 1917l binnen het gebied van het Generaal-Gouvernement verbouwd werd, is hierbij, van zodra het afgemaaid is, ten bate van de burgerlijke bevolking binnen het gebied van het Generaal-Gouvernement in beslag genomen. De inbeslagneming omvat ook het uit in beslag genomen koren gemalen meel en de daarmede vervaardigde bakkerij- en deegwaren. De inbeslagneming is opgeheven met het uitdorsen voor het stro, met het uitmalen voor de zemelen. De inbeslagneming omvat het koren en meel uit vroegere oogstjaren, ook zover dit voor eigen voeding van den verbouwer of voor vervoedering bestemd was, doch daartoe niet werd gebruikt.
§ 2, Zoover in de hiernavolgende bepalingen niet anders wordt beschikt is het verboden aan de in beslag genomen stapels wijzigingen toe te brengen of er bi§ overeenkomst, verdrag, panding of verpanding over te beschikken.
§ 3. De bezitter van in beslag genomen stapels is gerechtigd en verplicht, al de tot het behoud der stapels vereiste maatregelen te nemen; hij is gerechtigd en verplicht te dorsen.
§ 4. In geval de bezitter van in beslag genomen stapels, binnen den termijn die hem door de bevoegde overheid voorgeschreven werd de tot het behoud er van vereiste maatregelen niet neemt kan de overheid die op kosten van den bezitter door een derden persoon laten uitvoeren. Hetzelfde geschiedt wanneer de bezitter het koren niet dorst binnen den termijn die hem door de bevoegde provinciale Oogstkommissie (Provinzial-Ernte-Kommission) werd voorgeschreven.
§ 5. De bezitter van in beslag genomen koren is verplicht, waarachtige aangiften te doen over de voorraden die in zijn bezit zijn en over den werkelijke toestand, op grond waarvan het koren voor het eigen verbruik moet vrijverklaard worden, alsook over de wijzigingen die naderhand in dien toestand voorkomen,
§ 6. Het in beslag genomen koren zal tegen gereed gdd aangekocht en, in den vorm van brood, meel en zemelen, ter beschikking gesteld worden van de bevolking binnen het gebied van het Generaal-Gouvernement, Voor het gebruik van vrijverklaard koren tot andere doeleinden, dan tot het vervaardigen van brood, is in elk afzonderlijk geval de goedkeuring der centrale Oogstkommissie {ZerUrcd-Ernte-Kommission) nodig,
§ 7. Aan het Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit verleen ik het uitsluitelijk recht de in beslag genomen stapels, ook uit den korenoogst van 1917, en de mogelijke overschotten aan koren uit vroegere oogstjaren, tegen een door mij vast te stellen eenheidsprijs op te kopen. De inbeslagneming wordt door dezen aankoop niet opgeheven,
§ 8. Ik behoud mij het recht voor, desnoods een hoeveelheid van ten hoogste 10,000 ton van het in beslag genomen koren toe te wijzen aan de door mij aan te duiden belanghebbenden, ten einde er moutkoffie van te maken.
§ 9. a) Wie in beslag genomen stapels onbevoegd van de hand doet of die onbevoegd verwijdert uit de gemeente, waarin ze aangeslagen werden, wie ze beschadigt, vernielt, verheelt, onbevoegd verwerkt, vervoedert of anderszins verbruikt
b) wie in beslag genomen stapels onbevoegd verkoopt, koopt, pandt, verpandt of op enige andere wijze vervreemdt of verwerft,
c) Wie de verplichtingen onder § 5 dezer Verordening niet nakomt, wordt met ten hoogste 5 jaar gevangenis of met ten hoogste 20.000 mark boete gestraft; ook kunnen gevangenisstraf en boete te gelijk uitgesproken worden. De voorraden en inrichtingen, die voor strafbare handelingen bestemd waren of gediend hebben, moeten verbeurdverklaard worden. De poging tot overtreding is strafbaar. Is de overtreding begaan met het opzet, daarmede een onveroorloofde winst op te strijken, dan moet naast de gevangenisstraf ook een boete worden uitgesproken, ten belope van tienmaal den hoogsten prijs voor elk kilogram koren of meel, dat het voorwerp van de overtreding uitmaakt. De boete mag niet meer dan 20,000 mark en niet minder dan 25 mark bedragen. De verbeurdverklaarde stapels moeten, door tussenkomst van de provinciale Oogstkommissie, aan het bevoegd provinciaal Komiteit worden toegewezen. Dit koren valt ook na de toewijzing onder toepassing van de Verordeningen over de inbeslagneming, Het Komiteit meldtt de verbeurdverklaarde waren aan de provinciale Oogstkommissie. Deze stort het daarvoor ontvangen bedrag niet in de krijgsschatkist, maar staat het al aan de bestendige afvaardigingen om het voor menslievende doeleinden binnen de provincies te gebruiken. De Duitse krijgsbevelhebbers en krijgsrechtbanken zijn tot oordeelvellen bevoegd.
§ 10. Het uitvaardigen van uitvoeringsbepalingen blijft voorbehouden. Brussel den 19 Juli 1917,
No. 372. – 22. juli 1917.
Verordening
Betreffende de Oogstkommissies (Ernte-Kominissionen).l

§ 1. De centrale Oogstkommissie {Zentral-Emte-Kommission) en de provinciale Oogstkommissies (Provinzial- Ernte-Kommissionen) blijven als overheden bestaan,
§ 2. De centrale Oogstkommissie is een rechtstreeks onder mij staande overheid; haar voorzitter, leden en dezer bestendige plaatsvervangers worden door mij benoemd. Het voorzitterschap is opgedragen aan een vertegenwoordiger van het Generaal-Gouvernement. De leden van de kommissie zijn :
a) de Hoofden van het burgerlijk bestuur (Verwaltungschefs) van Vlaanderen en van Wallonië ; het ondervoorzitterschap is aan een van beide opgedragen ; een vertegenwoordiger van :
b) de Politieke Afdeling (Politische Abteilung) ;
c) den Commissaris Generaal voor de banken {General kommissar fûr die Banken) ;
d) de Intendantie van het leger {Armeeintendantur) van het Generaal-Gouvernement;
e) de Veeartsenijkundige Afdeling (Veterinarabteilung) van het Generaalgouvernement ;
f) het National Komiteit ;
g) de .Commission for Relief*.
Bij staking van stemmen beslist de stem van den voorzitr ter. De voorzitter heeft het rechts deskundigen met raadplegende stem op de zittingen uit te nodigen. De besprekingen geschieden in de Duitse taal,
§ 3. De Oogstkommissie voor de provincie bestaat uit:
a) den Voorzitter van het burgerlijk bestuur of den plaatsvervanger als voorzitter ;
b) twee officieren of ambtenaren leden van de economische kommissie (Wirtschaftsausschuss) der provincie ;
c) een lid van de Bestendige Afvaardiging ;
d) een vertegenwoordiger van den graanhandel der provincie ;
e) een vertegenwoordiger van den landbouw der provincie. De leden vermeld onder c tot e mogen in den regel niet te gelijkertijd leden van het Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit zijn. De Gouverneur der provincie benoemt de leden der kommissie evenals een bestendigen plaatsvervanger voor elk lid. Bij staking van stemmen beslist de stem van den voorzitter. De voorzitter is bevoegd deskundigen met raadplegende stem op de zittingen uit te nodigen. De voorzitter heeft het recht tegen de besluiten der kommissie verzet aan de tekenen en, door tussenkomst van het Hoofd van het burgerlijk bestuur en van de centrale Oogstkommissie, mijn beslissing in te roepen.
§ 4. De centrale Oogstkommissie heeft te bepalen welke hoeveelheden telkens van de inbeslagneming vrijgegeven en ter beschikking der bevolking gesteld mogen worden. Zij bewaakt de broodbevoorrading van de Belgische bevolking en moet inzonderheid er voor zorgen, dat van den gehelen Belgischen korenoogst van 1917, na afhouding van het vereiste zaaikoren, maandelijks niet meer dan 1/12 verbruikt wordt. Zij heeft buitendien besluiten te nemen inzake rantsoenen per kop van de bevolking, de inkoopprijzen van het gedorst koren, het malen en de hoogste prijzen voor den verkoop van gedorst koren, van meel, zemelen en brood. De besluiten moeten door mij goedgekeurd worden. De centrale Oogstkommissie geeft, door tussenkomst van het Hoofd van het burgerlijk bestuur, de nodige aanwijzingen aan de provinciale Oogstkommissies ; maagpunten van zeer groot belang, onderwerpt zij vooraf aan mijn beslissing; zij bewaakt de uitvoering van haar aanwijzingen.
§ 5. De Oogstkommissie van elke provincie is belast met de maandelijkse vrijverklaring van het koren. De vrijverklaring geschiedt op grond van de statistieken; deze moeten door iedere kommissie opgemaakt en bestendig bijgehouden worden. De kommissie bewaakt de eigene en, desvoorkomend de uit andere provincies aangevoerde stapels, het in acht te nemen der vastgestelde koopprijzen het nakomen van de uitgevaardigde Verordeningen en bepalingen, evenals, over het algemeen, alle bedrijfshandelingen van het bijzonder kantoor, dat door het Nationaal Komiteit in elke provincie voor aankoop en bedeling van het inlands koren zal worden opgericht. De werkkring van dit bijzonder kantoor moet binnen den werkkring van de betrokken provinciale Oogstkommissie liggen. Zij is gerechtigd, te dien einde aan de Belgische gemeenten aanwijzingen te geven ; zij is alleen bevoegd wat betreft de onder § 4 van de Verordening over de inbeslagneming van het koren, vermelde voorschriften,
§ 6, Wie de tot de uitvoering van deze Verordening uitgevaardigde voorschriften en aanwijzingen niet nakomt, wordt gestraft overeenkomstig § 9 van de Verordening over de inbeslagneming van het koren,
§ 7, Het uitvaardigen van uitvoeringsbepalingen blijft mij voorbehouden.
Brussel, den 19n Juli 1917.
No. 872. – 22. juli 1917.
Uitvoeringsbepalingen
tot de Verordening van 19 Juli 1911 betreffende de Oogstkommissies.
I. Vaststelling van den voorraad koren.
1) De provinciale Oogstkommissies {Provinzial Ernte- Kommissionen) (Pr.-E.-K.) stellen vast, hoeveel koren {naar soorten ingedeeld) bij elke landbouwer en in elke gemeente voorhanden is.
2) De centrale Oogstkommissie (Zentral-Ernte-Kommission) (Z.-E.-K.) stelt op grond van de haar door de Pr.-E.- K. voor elke provincie aangegeven stapels en op grond van een door mij bevolen opneming van den oogst, de in het gehele gebied van het Generaal-Gouvernement voorhanden zijnde hoeveelheid koren vast.
3) Het Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit mag kennis nemen van de ingezamelde gegevens.
II Aankoop van het in beslag genomen koren.
1) De prijs per 100 kgr. inlands koren mag bij den verkoop door den verbouwer voor tarwe 36 frank spelt 30 „ rogge masteluin 34 niet overtreffen. Het koren moet van goede hoedanigheid en droog zijn. Voldoet het niet aan deze voorwaarden, zo moet de prijs verlaagd worden, Kan men het niet eens worden, zo beslist het Bureau central des Récoltes,te Brussel. De hoogste prijzen gelden voor leveringen zonder zak. De verbouwer moet het koren op den spoorwegen op de dichtst bij zijnde boerderij gelegen statie, of in de dichtst bij gelegen opslagplaats van het Nationaal Komiteit leveren.
2) leder landbouwer is er persoonlijk voor verantwoordelijk, dat de bij hem vastgestelde hoeveelheid koren, met afhouding van de tot eigen gebruik en dis zaaikoren vrijverklaarde hoeveelheden, op de door de bevoegde Pr.-E.-K. bepaalde termijnen aan het Nationaal Komiteit afgeleverd wordt. Behalve den belanghebbenden landbouwer zijn al de andere landbouwers, die de gemeente bewonen, alsook de gemeente zelf, waarin de landbouwer woont, mede verantwoordelijk. Ingeval de maatregelen, welke de Pr.-E.-K. geschikt achten om het koren op te eisen, tot geen uitslag leiden, zijn de Pr.-E.-K. gerechtigd :
a) den betrokken landbouwer, of verschillende of al de landbouwers, die in de gemeente wonen, het recht te onttrekken om in het eigen verbruik te voorzien en ze voor het aanschaffen van hun voedingsmiddelen naar het Nationaal Komiteit te verwijzen. De ten gevolge daarvan vrij gekomen hoeveelheden koren zijn door de Pr.-E.-K. tegen den hoogsten prijs op te eisen.
b) Voor elk dan nog ontbrekend kilogram koren een bedrag van 1 tot 10 mark in te vorderen ten laste van den oorspronkelijk in gebreke gebleven zijnde landbouwer, of ten laste van de met hem verantwoordelijk zijnde personen of van de gemeente. De bepalingen van § 9 van de Verordening over de inbeslagneming van koren zijn toepasselijk op de naar luid van vorenstaande bepalingen verbeurdverklaarde voorraden of ingevorderde geldsommen.
3) Het Nationaal Komiteit is verplicht, al het koren, dat niet voor zaaikoren of voor eigen gebruik vrijverklaard is, ten laatste op de door de voorzitters van de Pr.-E.-K. vast- gestelde termijnen op ie kopen. Het moet het aangekochte koren naar de (opslagplaatsen en molens voeren en het aldaar opstapelen. Het Nationaal Komiteit moet het koren volgens de door mij op voorstel van de Z.-E.-K. bepaalde maalgraden, laten malen. Het moet het koren in de opslagplaatsen voor bederf bewaren. Het koren moet zoo bewaard worden, dat de stapels ten allen tijde aan een onderzoek kunnen onderworpen worden.
4) De inbeslagneming blijft tegenover het Nationaal Komiteit van kracht, Het Nationaal Komiteit is niet gerechtigd over het koren of het meel te beschikken alvorens het door de Fr.-E.-K. vrijverklaard werd. De voorzitter van de Pr.-E.-K. is gerechtigd, ter bewaking van de opneming en ter uitvoering van den opkoop al de vereiste schikkingen ie nemen.
III. Vrijverklaard van de inbeslagneming.
1) De vrijverklaring van de inbeslagneming geschiedt door de PE.-K.
2) De vrijverklaring van het zaaikoren en van het koren voor eigen gebruik geschiedt onder de volgende voorwaarden
a) Voor het vaststellen van de hoeveelheid zaaikoren per hektaar, dienen de akkervlakten uit het jaar 1917 tot grondslag ; de vrijverklaring van zaaigoed ten voordele van de landbouwers zal volgende hoeveelheden van elk soort koren omvatten : rogge 175 kgr. wintertarwe 190 ,. zomertarwe . 200 spelt 260 . masteluin 185
Ondergaat de akkervlakte van het akker jaar of verdeling van ten opzichte van het voorgaande jaar een wijziging, zo kan de betreffende landbouwer zich met een, door zijn burgemeester gewaarmerkt verzoekschrift, ten laatste tot 1 November toi de bevoegde Fr.-E.-K. wenden. Deze is bevoegd de hoeveelheid vrij te verklaren zaaigoed in overeenstemming te brengen met de voorgestelde wijziging. De Pr.’E.-K. zullen te dien opzichte nadere bepalingen uitvaardigen. Ingeval een landbouwer ter verbetering van zijn zaaikoren beter zaaigoed wenst aan te schaffen, moet hij, door bemiddeling van den burgemeester zijner gemeente, ten laatste oj) 1 November 1917 een desbetreffende aanvraag bij de bevoegde Pr.-E.-K. indienen. Verleent deze laatste haar toestemming^ dan kan de landbouwer het verlangd zaaikoren bekomen van de voor het Nationaal Komiteit vrijverklaarde hoeveelheden koren, en wel tegen een prijs die den alsdan vastgestelde hoogsten prijs uit opslagplaats of molen kan bereiken. De landbouwer moet den aangroei van zijn hoeveelheden koren van eigen voortbrengst, die ten gevolge van het bijkopen van zaaikoren in zijn bedrijf ontstaan is, aan bet Nationaal Komiteit afleveren. De Pr.-E.-K. zal den landbouwer laten weten in hoever hij, ten gevolge van den aankoop van zaaikoren, meer zal te leveren hebben aan de opkopers van het Nationaal Komiteit.
b) De ondernemers van landbouwbedrijven met een gezamenlijke akkervlakte van ten minste 1 hektaar, mogen uit hun voorraden voor de voeding van de leden van hun gezin, het personeel inbegrepen, per hoofd en per maand 7,7 kgr. tarwe, rogge en masteluin of 10,3 kgr. spelt gebruiken. De nodige hoeveelheid voor heel het jaar blijft bij de ondernemers in bewaring. Bij de toewijzing van koren voor eigen verbruik van den verbouwer moet in de eerste plaats spelt, dan masteluin en ten slotte tarwe worden vrijverklaard, in de aangeduide volgorde. De vrijverklaring van koren voor het eigen verbruik van den verbouwer, zal, behoudens afwijkende bepalingen, op 15 van elke maand in dezelfde hoeveelheden en op gelijke wijze stilzwijgend geschieden, zoals de Pr.-E.-K. het voor de eerste maal voor den tijd van 15 September tot 15 Oktober zal bepalen. De ondernemers van landbouwbedrijven met een gezamenlijke akkervlakte van minder dan 1 hektaar, mogen de in hun bedrijf verbouwde hoeveelheden koren uitsluitend voor hun eigen verbruik bezigen, maar niet verkopen. De Pr.- E.-K., die met het toezicht over het gebruik van den oogst dezer landbouwers belast zijn, zullen te dien opzichte nadere bepalingen uitvaardigen. Hetzelfde geldt voor de regeling van het arenlezen en de behandeling van de daaruit gewonnen stapels. Wanneer het aantal der in aanmerking komende personen, zoals het werd vastgesteld op grondslag rxin de uitkomsten der bij Verordening van 24 Maart 1917 (Wet- en Verordeningsblad, bl. 3518) bevolen opneming, in den hop van het jaar vermindert, mag ook slechts een 7iaar verhouding kleinere hoeveelheid koren worden verbruikt. Dergelijke wijzigingen moeten binnen één week ter kennis worden gebracht van den burgemeester der gemeente. Deze moet de mededeling onverwijld overmaken aan de Pr.-E.-K., die alsdan de voor het eigen verbruik van den landbouwer vrijverklaarde hoeveelheid doet wijzigen en voor het inleveren van het overschot zorg draagt.
c. De Pr.-E.-K. zullen aan elke landbouwer, die meer dan 1 hektaar akkervlakte bebouwt, afzonderlijk mededelen \ hoeveel koren hij als zaaigoed en voor eigen verbtwk mag overhouden. Al het koren, dat de landbouwer op zijn bedrijf meer verbouwt dan hem voor zaaigoed en eigen gebruik werd vrijverklaard, moet hij aan het Nationaal Hulp- en Voeding komiteit verkopen.
d) Voor het overig gestelt de ZrErK.finwene nsiemmingi met het Nationaal Komiteit, maandelijks de hoeveelheid koren of meel vast, die in elke provincie voor het verbruik vrij te verklaren is,
4) De Pr.-E.’K. verlenen het Nationaal Komiteit machtiging om over de in de provin^ie vrijverklaarde hoeveelheden koren te beschikken. Het Nationaal Komiteit moet kunnen bewijzen, uit welke stapels het de vrijverklaarde hoeveelheden afhaalt.
5) Verkoopprijzen.
1) Ik bepaal elke maand, op voorstel van de Z,’E,-K., de door het Nationaai Komiteit te berekenen verkoopprijzen voor gedorst koren, meel, zemelen en brood.
2) De Z.-E.-K. neemt den aankoopprijs van het inlands koren, alsmede den prijs van het ingevoerd koren, dien het Nationaal Komiteit haar onder overlegging van bewijsstukken moet mededelen, tot grondslag voor de door haar voorgestelde verkoopprijzen, waarbij een hij overeenkomst te bepalen opslag toegelaten is.
3) Het Nationaal Komiteit is verplicht de aankoopprijzen, onder overlegging van de bewijsstukken, mede te delen.
V. Bewakingsbepalingen.
1) De burgemeesters zijn er voor verantwoordelijk, dat op het gebied van hun gemeenten niet in strijd met de inbeslagneming gehandeld wordt.
2) De Pr.-E.-K. laten door geschikte personen nagaan, of niet onbevoegd over het in beslag genomen koren beschikt wordt en of alleen de vrijverklaarde hoeveelheden aan de verbruikers afgeleverd worden. De personen die daarmede belast zijn, moeten hun opdracht door een getuigschrijt van den voorzitter der Pr.-E.-K. kunnen bewijzen ; zij hébben te allen tijde toegang tot aile bergplaatsen, zolders en molens. om zich vaji den omvang en den toestajid der stapels, alsook van de maîiier waarop deze bewaard zijn, te kunnen overtuigen.
3) Het Nationaal Komiteit moet boekhouden over den aankoop het vervoer en de berging van de aangekochte hoeveelheden koren, evenals over het malen en over de stapels meel en zemelen. De boeken moeten juiste aangiften bevatten over al wat binnenkomt en uitgaat en te allen tijde een klaar overzicht geven over de binnen de verschillende omschrijvingen voorhanden zijnde stapels en over de wijzigingen die daaraan werden toegebracht.
4) Op dezelfde wijze moet worden boekgehouden over de gezamenlijke uitgaven, welke door aankoop, vervoer, berging, malen en verdelen of door andere oorzaken ontstaan. De boeken moeten ook doorlopend de ontvangsten voortkomend van den verkoop van gedorst koren, van meel, zemelen oj door andere oorzaken ontstaan, bevatten.
5) Over de aangekochte en aan de opslagplaatsen, molens, enz, voortgeleverde hoeveelheden koren moeten bijzondere lijsten opgemaakt worden, die de soort koren, het gewicht, den eenheidsprijs en het betaald bedrag dienen te vermelden. Van deze lijsten moet een afschrift aan de verkopers en een aan de Pr.-E.-K. afgeleverd worden.
6) Het Nationaal Komiteit moet verder den 15n en den laatste van elke maand gezamenlijke lijsten over al de binnen de betreffende provincie aangekochte en aan de opslagplaatsen, molens, enz. geleverde hoeveelheden koren, volgens gemeenteomschrijvingen gerangschikt, in twee exemplaren bij de Pr.-E.-K. inleveren. De opslagplaatsen moeten daarop aangeduid staan. De Pr.-E.-K. moet nagaan, of de gezamenlijke lijsten met de afzonderlijke (zie nummer S) overeenkomen. De Pr.-E.-K. levert een afschrift van de gezamenlijke lijsten aan de Z.-E.-K., die deze lijsten in een daartoe bestemd boek zal inschrijven.
7) De Z.-E,-K, bepaalt in overeenstemming met het Nationaal Komiteit de bij het boekhouden in acht te nemen grondslagen, evenals de bijzonderheden over vorm en inhoud van de ter bewaking dienende lijsten. Zij neemt in elk afzonderlijk geval de vereiste maatregelen voor de uitvoering van de gehele bewaking, 8) Het Nationaal Komiteit is verplicht, te allen tijde de over den aankoop, het vervoer en de herging gehouden boeken en lijsten, evenals de over de ontvangsten en uitgaven gehouden hoeken te laten inzien en de juistheid er van te laten onderzoeken. De Z.-E.-K. is belast met de bewaking.
VI. Overschotten.
De overschotten die het Nationaal Komiteit hij den aan en verkoop van koren overhoudt, moeten ter beschikking van de bestendige afvaardigingen gesteld worden, naar verhouding van de in elke provincie voor het verbruik vrijverklaarde hoeveelheden koren of meel {nr III. 3) ; deze overschotten zijn voor menslievende doeleinden binnen de provincies te gebruiken.
VII. Slotbepaling. De beheerkosten van de Z.-E.-K. en van de Pr.-E.-K, worden beschouwd als staatsuitgaven. Brussel 19 juli 1917,

24 juli 1917 dijnsdag Sint Niklaas

We zijn reeds 1 jaar gouvernementsgebied.
Inlands vet kost 18 à 20 fr: de kgr.
Patatten 0,60 fr: tegenwoordig de kgr.

zie ook Oorlogsdagboeken Rafael Waterschoot wereldoorlog 1914 1918
tot en met 23-07-1917 geen nieuws overgeschreven uit NRC
19170724 – De Russen wijken in Galicië; de soldaten weigeren te vechten. Tarnopol door de Centralen bezet.
vervolg tabaksverordening verordeningen

§ 4. Art. 1, Inlandse, onbewerkte tabak uit het oogst jaar 1916 of uit vroegere oogstjaren is aan het accijnsbedrag onderworpen op voet van 90frank de 100 kg., ook wanneer de tabak tot het eigen verbruik van den planter bestemd is. Zover het accijnsrecht voor dergelijke tabak reeds volgens de wet van 17 April 1896 betaald werd, wordt het betaald accijnsbedrag afgerekend.

Art 2, Wie hij het in werking treden van deze Verordening tabak van de in art 1 bepaalde soort in bezit of in bewaring heeft, is verplicht deze tabak ten laatste op 25 Juli 1917 schriftelijk aan te geven hij den bevoegden ontvanger der accijnzen en terzelfder tijd den accijns volgens art 1 te betalen.

Art. 3. Het Beheer der accijnzen is gemachtigd zich van de juistheid der aangifte te overtuigen. De bezitter van de tabak is hierbij verplicht de nodige inlichtingen en behulpzaamheid te verstrekken en moet ook, indien hij daartoe wordt verzocht het voor het nawegen vereiste gereedschap verschaffen. Wordt hij het onderzoek der aangiften bevonden, dat te weinig accijnsrecht werd betaald dan is het aanvullend bedrag binnen drie dagen na de uitvaardiging van de waarschuwing te betalen. Te veel betaalde bedragen worden teruggegeven.

Art. 4. Wie in de hij art. 2 voorziene aangifte onnauwkeurige gegevens verstrekt of wie verzuimt deze aangifte binnen de voorgeschreven termijn te doen, wordt gestraft met een boete, belopende tienmaal het bedrag van het daardoor ontdoken accijnsrecht. Is de boete niet invorderhaar, dan wordt zij vervangen door een gevangenisstraf van 3 maanden tot 2 jaar. Naast de uitgesproken straf zal tot de verbeurdverklaring van de in aanmerking komende tabak of, bijaldien zulks niet uitvoerhaar is, tot het betalen van de waarde er van veroordeeld worden. Andere overtredingen van de bepalingen van art. l tot 3of van de daartoe uitgevaardigde uitvoeringsvoorschriften, worden in elk afzonderlijk geval gestraft met een boete van 50 tot 2.000 frank of, bijaldien deze niet invorderhaar is, met 8 dagen tot 6 maanden gevangenis. Kan het bedrag van het ontdoken accijnsrecht in de hij het le lid voorziene gevallen niet worden vastgesteld, zo zal de boete in elk afzonderlijk geval 2.000 frank bedragen. Naast de uitgesproken straf blijft bovendien het accijnsrecht te betalen.

§ 5. De leider van de afdeling van Financiën is belast met het uitvaardigen van de uitvoeringsbepalingen die met het oog of de uitvoering van deze Verordening nodig zijn,
Brussel, den 14n juli 1917,
geen nieuwe affiches uit de collectie KOKW (is dezelfde als gisteren)

23 juli 1917 maandag. Sint Niklaas

Geen nieuws

zie ook Oorlogsdagboeken Rafael Waterschoot wereldoorlog 1914 1918
tot en met 23-07-1917 geen nieuws overgeschreven uit NRC

Verordeningen

Art. 27. Het accijnsrecht, volgens hetwelk de straf te berekenen is, wordt vastgesteld volgens de hoeveelheid en het gewicht van de tabak die niet bijtijds ter ambtelijke weging gebracht werd (art. 24, cijfer 2) of die het voorwerp uitmaakt van de ontduiking of van het verzuim. Zover het tot de vaststelling van het ontdoken accijnsbedrag nodig is de hoeveelheid van de op één of meer percelen grond verbouwde tabak te bepalen, wordt, bij gebrek aan andere voldoende grondslagen, het hoogste bedrag berekend, dat naar verhouding van de oppervlakte voor het betrokken jaar vastgesteld werd op een tabaksland gelegen in hetzelfde of in het aangrenzend gebied. Eveneens wordt, zover de vaststelling van het gewicht niet anders geschieden kan, tot grondslag aangenomen het hoogste gemiddeld gewicht, dat voor de opbrengst van een planterij, gelegen in hetzelfde of in het aangrenzend gebied, door ambtelijke weging vastgesteld werd.

Art. 28. Kan het bedrag van den ontdoken accijns op generlei wijze vastgesteld worden, zo komt in plaats van het tienvoudig bedrag der belasting, een boete van 50 tot 4.000 frank. Wie het verbod van artikel 21 overtreedt, wordt met dezelfde boete gestraft.

Art. 29. Wie poogt een vergoeding op den accijns te bekomen die in Het geheel niet, of slechts voor een kleinere hoeveelheid te verrechtvaardigen is, wordt gestraft met een boete ten belope van het tienvoudig bedrag van de ten onrechte gevorderde vergoeding.

Ordestraffen.
Art. 30. Wie de bepalingen van deze Verordening of de daartoe uitgevaardigde uitvoeringsbepalingen overtreedt, wordt zover de straf op de ontduiking niet toepasselijk is, met een ordestraf van 100 tot 200 frank gestraft. De accijnsdienst kan, naast de ordestraffen, door dwangmaatregelen, en wel door bedreiging en oplegging van boeten van ten hoogste 400 frank, de voorschriften over de behandeling van tabaksplanten en de verpakking van de tabak doen nakomen, alsook op kosten van de nalatigen het nodige doen uitvoeren.

Verantwoordelijkheid van de lastgevers voor de door hun lasthebbers opgelopen boeten.
Art. 31. Tabaksplanters en degenen waarop de wettelijke verplichtingen van den tabaksplanter zijn overgegaan, alsmede tabakshandelaars, kommissionarissen, makelaars en fabrikanten zijn als gezamenlijke schuldenaars aansprakelijk voor de boeten. die krachtens deze Verordening opgelopen werden door hun beheerders, bedienden, echtgenoten, kinderen en dienstboden, of door om het even welke personen, die bij hen in dienst of in dagloon zijn, of gewoonlijk bij de familie verblijvend alsmede voor de rechten en de ontstane proceskosten. Wordt bewezen dat de overtreding buiten hun weten bedreven is, zo zijn zij slechts voor de accijnsrechten aansprakelijk. Tabaksplanters en degenen waarop de wettelijke verplichtingen der tabaksplanters zijn overgegaan, blijven, betreffende de door hen ter weging te brengen tabak, onder alle opzichten aansprakelijk voor het accijnsrecht dat achterhouden werd ten gevolge van een ongeoorloofde verrichting of van een verzuim van bovengemelde personen, waarvoor zij verantwoordelijk zijn, zover dat recht van de eigenlijke schuldigen niet kan ingevorderd worden,

Omzetting der boeten in gevangenisstraffen.
Art. 32, Ingeval de boete niet invorderbaar is, wordt zij omgezet in een gevangenisstraf, die voor een eerste geval van ontduiking van 3 tot 6 maanden en voor de ordestraffen, van één dag tot 3 maanden bedraagt.

§ 2, De voorschriften van hoofdstuk III van de wet van 17 April 1896 zijn opgeheven. De voorschriften van hoofdstuk IX van bedoelde wet blijven slechts zover van kracht, als zij betrekking hebben op onbewerkte tabak, en zijn overigens opgeheven,

§ 3. De voorschriften van hoofdstukken IV V, Vbis VII,
VIII en X van de wet van 17 April 1896 blijven, zover zij niet in strijd zijn met de bepalingen van deze Verordening, van kracht.
deze affiches is nog niet aangeleverd ontbreekt door het KOKW

22 juli 1917 zondag Sint Niklaas

We betalen ’t vleesch tegen 11,50 fr: de kgr.

zie ook Oorlogsdagboeken Rafael Waterschoot wereldoorlog 1914 1918
tot en met 23-07-1917 geen nieuws overgeschreven uit NRC
verordeningen

Voor de accijnsrechten gekweten zijn word volgens de nadere bepaling van den accijnsdienst een vergoeding op het accijnsrecht toegestaan bijaldien de uitvoer onder toezicht van den dienst der accijnzen geschiedt Bij den uitvoer van groene bladeren, van ganse tabaksribben en van afval van tabak wordt geen vergoeding toegestaan.

Strafbepalingen ; betiteling der ontduiking.
Art. 24. Wie zich aan de betaling poogt te onttrekken van het hij deze Verordening op de inlandse tabak vastgesteld accijnsrecht, maakt zich plichtig aan ontduiking.

Maakt zich inzonderheid plichtig aan ontduiking :
1) wie verzuimt bijtijds de hij artikel 6 voorziene aangifte betreffende alle of afzonderlijke met tabak beplante percelen te doen ,’
2) me zich niet kwijt van de verplichting, de tabak die aan het accijnsrecht onderworpen is, ter ambtelijke weging te brengen.

Art. 25. Onderstaande gevallen zijn gelijkgesteld met de ontduiking van het te betalen accijnsrecht :
1) wanneer tijdens de hij artikel 11, cijfer 1, voorziene ambtelijke opneming van het door ongeval berokkend verlies, de voorhanden zijnde hoeveelheid verbouwde tabak niet volledig wordt aangegeven ;
2) wanneer de tabaksplanter voor 1 Maart van het jaar volgend op het oogstjaar, de gewonnen tabak of een gedeelte er van in strijd met de bepaling van artikel 13 van de hand doet ;
3) wanneer de tabaksplanter de bijzondere bepalingen, betreffende de behandeling der tabaksplanterijen overtreedt;
4) wanneer over inlandse tabak, voor den uitvoer waarvan over de tolgrens van ambtelijke zijde het nodige werd gedaan, naar eigen goeddunken beschikt wordt voordat de uitvoer heeft plaats gehad (art. 13) ;
5) wanneer inlandse tabak, waarvoor de accijnsrechten niet gekweten werden, zonder de voorgeschreven kennisgeving, uit de bergplaats verwijderd wordt, zover in zulk geval de straf (op de tolontduiking niet toepasselijk is.

Straf op de ontduiking.
Art. 26. Het ontduiken van het accijnsrecht (art. 24 en 25) wordt gestraft met een boete ten belope van het tiendubbel bedrag der geschonden rechten. Naast de boeten blijven de rechten te betalen. Wordt tijdens de vervolging van een rechtsontduiking vastgesteld dat het perceel grond, waarop de betreffende tabak verbouwd werd, niet aangegeven is (art. 24, cijfer 1), zo zal tegen dezelfden overtreder slechts één ontduikingsstraf uitgesproken worden, en wel ingevolge de feiten waarop de hoogste straf is voorzien.
affiches uit de collectie KOKW
rechten op tabak strafbepalingen