Niets te melden.
zie ook Oorlogsdagboeken Rafael Waterschoot wereldoorlog 1914 1918
tot en met 31-08-2017 geen gedichtenblog
tot en met 31-07-1917 geen nieuws overgeschreven uit NRC
verordeningen
No. 374. – 27. juli 1917
Verordening betreffende de voorwaarden tot aanvaarding en de toegangsexamens aan de Hogere School voor Handelswetenschap bij de Staatsuniversiteit te Gent. Ter uitvoering van artikel 8 Nr. 3 van de Verordening van 23 Mei 1917, C. C. lllh 2229, betreffende de inrichting ener Hogere School voor Handelswetenschap hij de Staatsuniversiteit te Gent, worden, aangaande de toelating aan deze Hogere School, de volgende bepalingen uitgevaardigd:
Art. 1, Als gewone leerlingen der Hogere School voor
Handelswetenschap kunnen door den Rector der Universiteit aanvaard worden de personen die het inzicht hebben de door het gewoon programma voor elk examen voorgeschreven colleges en oefeningen hij wonen en het bewijs leveren dot zij de vereiste ontwikkeling bezitten. Dit bewijs wordt geleverd :
a) door een der bekrachtigde einddiploma s van middelhaar onderwijs van den Hogere graad voorzien bij artikelen 5 tot 7 der wet van 10 april 1890—3 juli 1891 of bij gebreke daarvan, door een getuigschrift van een der met goed gevolg afgelegde examens, voorzien hij artikelen 10 en 12 van voornoemde wet ;
b) door het einddiploma van de handelsafdeling aan een atheneum van het land, of aan een gemeentelijk of vrij onderwijs gesticht van dezelfden graad ;
c) door het einddiploma van een staats middelbare normaalschool of van ene middelbare normaalschool die door den Staat erkend is ; of
d) door het afleggen met goed gevolg van een toegangsexamen ten overstaan van ene bij de Hogere School voor Handelswetenschap ingestelde commissie. Kunnen door deze commissie geheel of gedeeltelijk van het toegangsexamen vrijgesteld worden zij die met goed gevolg een toegangsexamen hebben afgelegd tot ene Universiteit, tot ene daaraan toegevoegde Hogere School tot ene zelfstandige Hogere Handelsschool van den Staat, of tot eene Hogere Handelsschool waarvan de diploma’s door den Staat erkend worden.
Art. 2. Het toegangsexamen voorzien bij artikel 7, l
d) loopt over de volgende vakken :
1 De Nederlandse taal en, naar keus van den kandidaat twee der volgende talen : Duits, Engels, Frans ;
2. De hoofdbegrippen van reken-, stel- en meetkunde ;
3. De algemene aardrijkskunde ;
4. De hoofdbegrippen der natuurkunde ;
5. De algemene en vaderlandse geschiedenis van het tijdperk der ontdekkingen af, Het uitvoerig programma van het toegangsexamen wordt door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten geregeld.
Art. 3, De toegangsexamens worden jaarlijks in twee zittingen, de eerste in Juli, de tweede in Oktober afgenomen. De inschrijvingen worden door het Secretariaat der Universiteit aanvaard voar 1 Oktober. Bij de inschrijving moet het examengeld ten bedrage van 35 frank, alsmede 5 frank voor den dienst der examens betaald worden.
Art. 4. De commissie die helast is met het afnemen der examens bestaat uit ten minste 5 leden. Voorzitter er van is de Bestuurder der Hogere School of zijn plaatsvervanger. De overige leden worden op voorstel van den Raad van professoren door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten voor één jaar benoemd. In geval van verhindering van een der leden draagt de voorzitter zorg voor geschikte plaatsvervanging.
Art. 5. Het examen in ieder vak moet zooveel mogelijk afgenomen worden door den professor of docent die aan de Hogere School in dat vak onderwijs geeft. Behalve de eigenlijke leden van het leraarskorps der Hogere School, kunnen, zoo nodig, ook professoren en docenten der Universiteit en der andere bij de Universiteit bestaande scholen, met het afnemen der examens helast worden.
Art. 6. De examens worden in het openbaar gehouden. Ze worden ten minste acht dagen te voren in een plaatselijk dagblad en ad valvas in de Universiteit aangekondigd.
Art. 7. De examens worden schriftelijk en mondeling afgenomen. De Raad van professoren der Hogere School wordt gelast, een reglement aangaande de wijze waarop de examens afgenomen worden op te maken en hetzelve ter goedkeuring aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten te onderwerpen.
Art. 8. De uitslagen der examens voor ieder vak worden door de betreffende examinatoren vastgesteld. De examencommissie heslist met meerderheid van stemmen of het examen al dan niet met goed gevolg werd afgelegd. Bij staking van stemmen wordt de uitslag als ongunstig beschouwd.
Art. 9. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt aan den geëxamineerde een getuigschrift afgeleverd. Het formulier van dit getuigschrift wordt door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten vastgesteld.
Art. 10. In uitzonderlijke gevallen kunnen ook als gewone leerlingen opgenomen worden personen, die hoewel zij de in artikel 1 vermelde voorwaarden niet vervullen, toch kunnen bewijzen de nodige bekwaamheid te bezitten om met vrucht de lessen in de verschillende vakken van het onderwijs bij te wonen. Dit kan enkel geschieden met de toestemming van de examencommissie, van den Bestuurder der Hogere School voor Handelswetenschap en van den Rector der Universiteit en met de goedkeuring van het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten.
Art. 11. Jongelieden die niet ten volle de vereiste voorwaarden vervullen om als gewone leerlingen te worden aanvaard, maar toch kunnen bewijzen de nodige bekwaamheid te bezitten tot de studies, waarin zij belang stellen, kunnen door den Rector der Universiteit als vrije leerlingen der Hogere School voor Handelswetenschap opgenomen worden. Het onderzoek van het bekwaamheidsbewijs « opgedragen aan de examencommissie, vermeld bij artikel 4, die over hare beslissing verslag uitbrengt bij den Rector.
Art. 12. Personen van rijperen leeftijd kunnen tot afzonderlijke colleges of oefeningen door den Rector der Universiteit als toehoorders der Hogere School voor Handelswetenschap worden toegelaten, mits goedkeuring van de betreffende leraars en op gunstig advies van den Raad van professoren.
Brussel, den 20n juni 1917.
No. 374. – 27. juli 1917
Verordening betreffende de voor aarden tot aanvaarding en de toegangsexamens aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool bij de Staatsuniversiteit te Gent Ter uitvoering van artikel 8 Nr, 3 van de Verordening van 23 Mei 1917, C. C. Illb 2230, betreffende de oprichting ener Hogere Land- en Tuinbouwschool bij de Staatsuniversiteit te Gent, worden de volgende bepalingen uitgevaardigd :
Art. 1. Als gewone leerlingen der Hogere Land- en Tuinbouwschool kunnen, door den Rector der Universiteit, aanvaard worden personen, die het inzicht hebben de door het gewoon programma voor elk examen voorgeschreven colleges en oefeningen bij te wonen en het bewijs leveren dat zij de vereiste ontwikkeling bezitten. Dit bewijs wordt geleverd A. voor de leerlingen in de landbouwkunde :
a) door een der bekrachtigde einddiploma’s van middelbaar onderwijs van den Hogere graad, voorzien bij artikelen 5 lot 7 der wet van 10 april 1890—3 Juli 1891, of bij gebreke daarvan, door een getuigschrift van een der met goed gevolg afgelegde examens voorzien bij artikelen 10 en 12 van voornoemde wet ;
b) door het einddiploma van de handelsafdeling aan een atheneum van het land, of aan een gemeentelijk of vrij onderwijsgesticht van dezelfden graad ; o) door het einddiploma van ene staats middelbare normaalschool of van een middelbare normaalschool die door den Staat erkend is ;
d) door het afleggen met goed gevolg van een toegangsexamen ten overstaan van ene aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool ingestelde commissie. Kunnen door deze commissie geheel of gedeeltelijk van het toegangsexamen vrijgesteld worden zij die met goed gevolg een toegangsexamen hebben afgelegd tot ene Universiteit, tot ene daaraan toegevoegde Hogere school tot ene Hogere Landbouwschool van den Staat of tot ene Hogere Landbouwschool waarvan de diploma’s door den Staat erkend worden. B. voor de leerlingen in de tuinbouwkunde : door het overleggen van het diploma van tuinbouwkundige, afgeleverd door een middelbare tuinbouwschool met driejarigen cursus. Bovendien wordt ene voldoende algemene ontwikkeling vereist, waarvan het bewijs geleverd wordt :
a) door het getuigschrift van voleindigde studiën afgeleverd door ene staats middelbare school van den lagere graad of door een ander onderwijsgesticht van dezelfden graad;
b) door ene gewaarmerkte verklaring van toelating in de derde klas van een atheneum van het land of van een ander onderwijsgesticht van dezelfden graad ; ofl
c) door het afleggen met goed gevolg van een toegangsexamen ten overstaan van ene aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool ingestelde commissie.
Art. 2. A. Het toelatingsexamen voorzien bij artikel 2k, litt. d) loopt over de volgende vakken : 1. De Nederlandse taal en, naar keus van den kandidaat,twee der volgende talen: Duits, Engels, Frans
2. De hoofdbegrippen der reken-, stel-, meetkunde en rechtlijnige driehoeksmeting ;
3. De algemene aardrijkskunde ;
4. De hoofd begrippen der natuurkunde ;
5. Der algemene en vaderlandse geschiedenis van het tijdperk der ontdekkingen af.
B. Het toegangsexamen, voorzien bij artikel iB, litt. c) loopt over de volgende vakken :
1. De Nederlandse taal en, naar kennis van den kandidaat, twee der volgende talen : Duits Engels, Frans ;
2. De hoofdbegrippen der reken -, stel- en meetkunde ;
3, De aardrijkskunde va België ;
4. De voornaamste feiten uit de vaderlandse geschieden ; de hoofdbegrippen der algemene geschiedenis van het tijdperk der ontdekkingen af. Het uitvoerig programma van beide toegangsexamens zal door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten geregeld worden.
Art, 3, De toegangsexamens worden jaarlijks in twee zittingen, de eerste in Juli, de tweede in Oktober afgenomen. De inschrijvingen worden door het Secretariaat der Universiteit aanvaard voor 1 Juli respectievelijk voor 1 Oktober, Bij de inschrijving moet het examengeld ten bedrage van 35 frank, alsmede 5 frank voor den dienst der examens betaald worden.
Art. 4, De commissie die belast is met het afnemen der examens bestaat uit ten minste 5 leden. Voorzitter er van is de Bestuurder der Hogere School of zijn plaatsvervanger. De overige leden worden op voorstel van den Raad van professoren door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten voor één jaar benoemd. In geval van verhindering van een der leden draagt de voorzitter zorg voor geschikte plaatsvervanging.
Art, 5, Het examen in ieder vak moet zoveel mogelijk afgenomen worden door den professor of docent die aan de Hogere School in dat vak onderwijs geeft. Behalve de eigenlijke leden van het leraarskorps der Hogere Studiën zo nodig ook professoren en docenten der Universiteit en der andere bij de Universiteit bestaande scholen met het afnemen der examens helast worden.
Art. 6. De examens worden in het openhaar gehouden, Ze worden ten minste acht dagen te voren in een plaatselijk dagblad en ad valvas in de Universiteit aangekondigd.
Art. 7. De examens worden schriftelijk en mondeling afgenomen. De Raad van professoren der Hogere School wordt gelast een reglement aangaande de wijze waarop de examens afgenomen worden op te maken en hetzelve ter goedkeuring aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten te onderwerpen.
Art. 8. De uitslagen der examens voor ieder vak worden door de betreffende examinatoren vastgesteld. De examencommissie beslist met meerderheid van stemmen of het examen al dan niet met goed gevolg werd afgelegd. Bij staking van stemmen wordt de uitslag als ongunstig beschouwd.
Art. 9. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt aan den geëxamineerde een getuigschrift afgeleverd. Het formulier van dit getuigschrift wordt door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten vastgesteld.
Art. 10. In uitzonderlijke gevallen kunnen ook als gewone leerlingen opgenomen worden personen, die hoewel zij de in artikel 1 vermelde voorwaarden niet vervullen toch kunnen bewijzen de nodige bekwaamheid te bezitten om met vrucht de lessen in de verschillende vakken van het onderwijs bij te wonen. Dit kan enkel geschieden met de toestemming van de examencommissie, van den Bestuurder der Hogere Land- en Tuinbouwschool en van den Rector der Universiteit, en met de goedkeuring van het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten.
Art. 11. Jongelieden die niet ten volle de vereiste voorwaarden vervullen om als gewone leerlingen te worden aanvaard maar toch kunnen bewijzen de nodige bekwaamheid te bezitten tot de studies, waarin zij belangstellen, kunnen door den Rector der Universiteit als vrije leerlingen der Hogere Land- en Tuinbouwschool opgenomen worden. Het onderzoek van het bekwaamheidsbewijs is opgedragen aan de examencommissie vermeld hij artikel 4, die over hare beslissing verslag uitbrengt hij den Rector,
Art. 12, Personen van rijpere leeftijd kunnen lot afzonderlijke colleges of oefeningen door den Rector der Universiteit als toehoorders der Hogere Land- en Tuinbouwschool worden toegelaten, mits goedkeuring van de betreffende leeraars en op gunstig advies van den Raad van Professoren.
Brussel den 20n juni 1917.
No. 374. – 27. juli 1917.
Verordening
betreffende het examen ter verkrijging van den graad van Licentiaat in de Handelswetenschap aan de Hogere School voor Handelswetenschap bij de Staatsuniversiteit te Gent. Ter uitvoering van artikel 8 nr. 4 van de Verordening van 23 Mei 1917, CC. lllh 2229, betreffende de inrichting ener Hogere School voor Handelswetenschap Uj de Staats294 universiteit te Gent, worden de volgende bepalingen uitgevaardigd:
Art. 1. Het examen ter verkrijging van den academische graad van licentiaat in de handelswetenschap dat in twee gedeelten afgenomen wordt, omvat de volgende vakken : Moderne talen ; Handelstechniek; Boekhouden ; Handelsrekenen ; Geld en Bankwezen; Verkeerswezen ; Algemeene en ecenomische aardrijkskunde ; Warenkennis ; Geschiedenis van Handel en Nijverheid ; Staathuishoudkunde ; Statistiek ; Hoofdbegrippen van het Recht ; Handels’ en Zeevaartrecht.
Art. 2. Het eerste gedeelte omvat de vakken die volgens het programma in het eerste studiejaar onderwezen worden, namelijk : Moderne talen, en wel : Nederlands en twee andere moderne talen, door den leerling te kiezen uit Duits, Engels, Frans ; in bijzondere omstandigheden kan ene der te kiezen talen vervangen worden door ene andere, aan de Universiteit onderwezen taal. Handelstechniek ; Boekhouden ; Handelsrekenen ; Algemene en economische aardrijkskunde ; Warenkennis {Inleiding, anorganische voortbrengselen) ; Geschiedenis van Handel en Nijverheid ; Statistiek ; Hoofdbegrippen van het Recht,
Art. 3. Het tweede gedeelte omvat de vakken die volgens het programma in het tweede studiejaar onderwezen worden namelijk : Moderne talen (voor de keus zie artikel 2) ; Handelstechniek II ; Boekhouden II ; Handelsrekenen II ; Geld’ en Bankwezen ; Verkeerswezen ; Warenkennis {organische voortbrengselen) ; Staatshuishoudkunde Handels- en Zeevaartrecht.
Art. 4. Bij elk gedeelte van het examen moet de leerling bewijsstukken overleggen, waaruit blijkt m£t welk gevolg hij de door het programma voorgeschreven praktische oefeningen bijgewoond heeft.
Art. 5. Leerlingen die tot aanvulling hunner studiën, behalve de vakken die door het programma voorgeschreven zijn, aan de Universiteit of aan de hij de Universiteit bestaande bijzondere scholen andere leergangen gevolgd hebben, kunnen de toelating krijgen, naast en tegelijk met het gewoon examen in deze vakken een bijzonder examen af te leggen.
Art. 6. De examens worden jaarlijks in twee zittingen, de eerste in Juli, de tweede in Oktober afgenomen. De inschrijvingen worden op het Secretariaat der Universiteit aanvaard voor 1 Juli respectievelijk voor I Oktober. Bij de inschrijving moet het examengeld betaald worden. Het bedraagt 100 frank voor ieder examengedeelte. Daarenboven moeten telkens 5 frank betaald worden voor den dienst der examens, alsmede 5 frank voor ieder praktisch examen dat ene bijzondere bediening vereist.
Art. 7. Elke commissie belast met het afnemen van een der beide examengedeelten bestaat uit ten minste 5 leden. Voorzitter er van is de Bestuurder der Hogere School of zijn plaatsvervanger. De overige leden worden op voorstel van den Raad van professoren door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten voor één jaar benoemd. In geval van verhindering van een der leden draagt de Voorzitter zorg voor geschikte plaatsvervanger .
Art, 8. Het examen in ieder vak moet zoveel mogelijk afgenomen worden door den professor of docent die gedurende het jaar, dat het examen voorafging, in dat vak onderwijs gegeven heeft. Evenals de professoren en docenten aan de Hogere School worden ook de professoren en docenten der Universiteit en der andere hij de Universiteit bestaande scholen, die in de Hogere School voor Handelswetenschap onderwijs geven, de leden van de examencommissie met het afnemen der examens helast. Indien leerlingen bijzondere examens, zoals voorzien hij artikel 5, wensen af te leggen, wordt door den voorzitter der commissie in overleg met den Rector der Universiteit voor ieder vak een examinator aangeduid.
Art. 9. De examens worden in het openbaargehouden. Ze worden ten minste acht dagen te voren in een plaatselijk dagblad en ad valvas in de Universiteit aangekondigd.
Art, 10. In het algemeen worden de examens mondeling afgenomen. De examencommissie kan echter voor sommige vakken een schriftelijk of een praktisch examen voorschrijven. De Raad van professoren der Hogere School wordt gelast, een reglement aangaande de wijze waarop de examen afgenomen worden op te maken, en hetzelve ter goedkeuring aan het Mi7iisterie van Weienschappen en Kunsten te onderwerpen.
Art. 11. De uitslagen der examens voor ieder vak worden door de betreffende examinatoren vastgesteld. De examencommissie heslist de meerderheid van stemmen over den algemene uitslag van het examen, Bij staking van stemmen wordt de uitslag als ongunstig beschouwd. De beoordeling van het examen wordt uitgedrukt door de praedikaten : met de grootste onderscheiding, met grote onderscheiding, met onderscheiding, op voldoende wijze, op onvoldoende wijze.
Art, 12. Nadat de geëxamineerde het eerste gedeelte van het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt hem een getuigschrift afgeleverd. Ten bewijze dat hij het tweede gedeelte met goed gevolg heeft afgelegd, wordt hem het diploma van licentiaat in de handelswetenschap afgeleverd. Het formulier van de getuigschriften en van het diploma wordt door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten vastgesteld,l
Art. 13. In voorkomend geval kan naast de beoordeling van het examen, dat door het programma voorgeschreven wordt, ook het afleggen van bijzondere examens in niet verplichte vakken, zoals voorzien hij artikel 5, in het getuigschrift of diploma vermeld worden, zonder dat dit den uitslag van het gewoon examen kan beïnvloeden.
Art. 14. Is de uitslag in een examengedeelte niet voldoende, zoo wordt de geëxamineerde uitgesteld of afgewezen. In het eerste geval kan hij in de volgende zitting opnieuw tot het examen toegelaten worden, in het tweede geval niet voor afloop van één studiejaar.
Art. 15. Voor de jaren 1917 en 1918 wordt als overgangsmaatregel bepaald, dat de verdeling der vakken, zoals ze in artikel 2 en 3 aangegeven is, de volgende wijzigingen ondergaat Het examen in de aardrijkskunde en in de warenkennis wordt verdeeld op zulke wijze, dat het eerste gedeelte (1917) van het examen Algemene aardrijkskunde en Inleiding tot de warenkermis, en het tweede gedeelte (1918), Economische aardrijkskunde en Warenkennis {anorganische en organische voortbrengselen) omvat. Bovendien zal in het eerste gedeelte [1917) ondervraagd worden over Staathuishoudkunde I. gedeelte in plaats van over Geschiedenis van handel en nijverheid, en in het tweede gedeelte {1918) over Staathuishoudkunde II. En Geschiedenis van handel en nijverheid. Brussel, den 20n juni 1917.
No. 374. – 27. juli 1917.
Verordening
betreffende de examens ter verkrijging van den graad van landbouwingenieur en van tuinbouwingenieur aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool bij de Staatsuniversiteit te Gent.
er uitvoering van artikel 8, nr. 4, van de Verordening van 23 Mei 1917, C. C. Illh 2230, betreffende de oprichting ener Hogere Land- en Tuinbouwschool bij de Staatsuniversiteit te Gent, worden de volgende bepalingen uitgevaardigd : Art 1. Het examen ter verkrijging van den academische graad van landbouwingenieur, dat in drie gedeelten afgenomen wordt, omvat de volgende vakken :
a) Eerste examengedeelte :
Beginselen der plantkunde;
Beginselen der dierkunde ;
Proefondervindelijke natuurkunde ;
Algemeene scheikunde ;
Beginselen der delfstofkunde, der aardkunde en der
jphysische aardrijkskunde ;
Geschiedkundige inleiding tot de studie van den
landbouw {met inhegrip van den tuinbouw).
b) Tweede en derde examengedeelten :
Bijzondere plantkunde der landbouwgewassen ;
Bijzondere dierkunde, nuttige en schadelijke dieren,
voomamelijk de insecten ;
Erfelijkheidsleer en hare toepassingen ;
Microbenleer en plantenziekten /
Landbouwscheikunde
Toegepaste natuurkunde ;
Grondbegrippen der weerkunde, der klimaatkunde en der hydrologie ;
Praktische aardkunde en gesteenteleer;
Algemene plantenteelt ;
Bijzondere teelt der akkerbouwgewassen ;
Algemene en bijzondere dierenteelt, vorm- en beoordelingsleer
Ziekteleer en gezondheidsleer der huisdieren ;
Landbouwtechniek, landbouwmachineleer ;
Landbouwtechnologie ;
Bedrijfsleer van den landbouw.
Taxatieleer ;
Grondbeginselen der staatshuishoudkunde ; vennootschapswetenschap ; Agrarisch recht ;
Boekhouden ;
Landelijke bouwkunde.
Landmeetkunde ;
Tekenen.
Art. 2. Het examen ter verkrijging van den academische graad van tuinbouwingenieur dat in drie gedeelten afgenomen wordt, omvat de volgende vakken :
a) Eerste examengedeelte (leervakken van het voorbereiden jaar) ; Moderne talen, en wel : Nederlands en twee andere moderne talen, door den leerling te kiezen uit Duits, Engels, Frans ; in bijzondere omstandigheden kan ene der te kiezen talen vervangen worden door ene andere, aan de Universiteit onderwezen taal. Beginselen der wiskunde ;
Beginselen der plantkunde ;
Beginselen der dierkunde ;
Beginselen der proefondervindelijke natuurkunde ;
Beginselen der scheikunde ;
Beginselen der algemene aardrijkskunde ;
Geschiedkundige inleiding tot de studie van den landbouw, met inbegrip van den tuinbouw.
b) Tweede en derde examengedeelten :
Bijzondere plantkunde der tuinbouwplanten /
Bijzondere dierkunde, nuttige en schadelijke dieren,
voornamelijk de insecten ;
Erfelijkheidsleer en hare toepassingen ;
Microbenleer en plantenziekten ;
Beginselen der landbouwscheikunde ;
Grondbeginselen der weerkunde, der klimaatkunde
en der hydrologie ;
Beginselen der delfstofkunde, der aardkunde en der fysische aardrijkskunde ;
Algemene tuinbouwkunde ;
Fruit- en sierboomteelt ; groenteteelt, bloementeelt,
tuinaanleg.
Tuinbouwtechnologie ;
Bedrijfsleer van den tuinbouw, plantenhandel, taxatieleer
Grondbeginselen der staathuishoudkunde, vennootschapswetenschap ; Agrarisch recht ;
Boekhouden ;
Landmeetkunde ;
Tekenen.
Art. 3. De verdeling der in artikel Ih) en 2h) vermelde leervakken over het tweede en het derde examengedeelte geschiedt volgens het programma der lessen van het tweede en het derde studiejaar.
Art. 4. Bij elk gedeelte van het examen moet de leerling bewijsstukken overleggen waaruit blijkt met welk gevolg Mj de door het ‘programma voorgeschreven praktische oefeningen bijgewoond heeft.
Art. 5. Leerlingen die tot aanvulling hunner studiën behalve de vakken die door het programma voorgeschreven zijn aan de Universiteit of aan hij de Universiteit bestaande bijzondere scholen andere leergangen gevolgd hebben kunnen de toelating verkrijgen naast en tegelijk met het gewoon examen, in deze vakken een bijzonder examen af te leggen.
Art. 6, De examens worden jaarlijks in twee zittingen de eerste in Juli, de tweede in Oktober afgenomen. De inschrijvingen worden op het secretariaat der Universiteit aanvaard voor 1 Juli, respectievelijk voor 1 Oktober Bij de inschrijving moet het examengeld betaald worden. Het bedraagt 50 frank voor elk der twee eerste examengedeelten 100 frank voor het derde examengedeelte. Daarenboven moet telkens 5 frank betaald worden voor den dienst der examens alsmede 5 frank voor ieder praktisch examen dot ene bijzondere bediening vereist.
Art. 7. Elke commissie belast met het afnemen van ieder der examengedeelten bestaat uit ten minste 5 leden, Voorzitter er van is de Bestuurder der Hogere School of zijn plaatsvervanger. De overige leden worden op voorstel van den Raad van professoren door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten voor één jaar benoemd. In geval van verhindering van een der leden draagt de Voorzitter zorg voor geschikte plaatsvervanging.
Art. 8. Het examen in ieder vak moet zooveel mogelijk afgenomen worden door den professor of docent die gedurende het jaar dat het examen voorafging in dot txifc onderwijs gegevenheeft. Evenals de professoren en docenten der Hogere School, worden ook de professoren of docenten der Universiteit en der andere bij de Universiteit bestaande scholen, die aan de Hogere Land- en Tuinbouwschool onderwijs geven, aïs leden van de examencommissie met het afnemen der examens helast. Indien leerlingen bijzondere examens zoals voorzien hij artikel 5 wensen af te leggen, wordt door den Voorzitter der commissie in overleg met den Rector der Universiteit, voor ieder vak een examinator aangeduid.
Art. 9. De examens worden in het openbaar gehouden. Ze worden ten minste acht dagen te voren in een plaatselijk dagblad en ad valvas in de Universiteit aangekondigd. In het algemeen worden de examens mondeling afgenomen. De examencommissie kan echter voor sommige vakken een schriftelijk of een praktisch examen voorschrijven.
Art. 10 De Raad van professoren der Hogere School wordt gelast een reglement aangaande de wijze waarop de examens afgenomen worden op te maken en hetzelve ter goedkeuring aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten te onderwerpen.
Art. 11. De uitslagen der examens voor ieder vak worden door de betreffende examinatoren vastgesteld. De examencommissie heslist met meerderheid van de stemmen over den algemenen uitslag van het examen. Bij staking van stemmen wordt de uitslag als ongunstig beschouwd. De beoordeling van het examen wordt uitgedrukt door de praedikaten : met de grootste onderscheiding, met grote onderscheiding, met onderscheiding op voldoende wijze op niet voldoende wijze.
Art. 12. Telkens als de geëxamineerde een van de twee eerste examengedeelten met goed gevolg heeft afgelegd, wordt hem voor ieder gedeelte een getuigschrift afgeleverd. Ten bewijze dat hij het derde gedeelte met goed gevolg heeft afgelegd, wordt hem het diploma van landbouwingenieur resp. van tuinbouwingenieur afgeleverd. Het formulier van de getuigschriften en van het diploma wordt door het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten vastgesteld.
Art. 13. In voorkomend geval kan naast de beoordeling van het examen, dat door het programma voorgeschreven wordt ook het afleggen van bijzondere examens in niet verplichte vakken, zoals voorzien bij artikel 6, in het getuigschrift of diploma vermeld worden, zonder dat dit den uitslag van het gewoon examen kan beïnvloeden.
Art. 14. Is de uitslag in een examengedeelte niet voldoen de, zo wordt de geëxamineerde uitgesteld of afgewezen. In het eerste geval kan hij in de volgende zitting opnieuw tot het examen toegelaten worden, in het tweede geval niet voor afloop van een studiejaar.
Art. 15. Voor de jaren 1917 en1918wordt aïs overgangsmaatregel bepaald dat het hij artikel 2 voor de tuinbouwingenieurs voorzien examen over „Geschiedkundige inleiding tot de studie van den landbouw, met inbegrip van den tuinbouw’ van het eerste examengedeelte {1917) naar het tweede examengedeelte {1918) verschoven wordt. Brussel,
den 20n juni 1917.
No. 374. – 27. juli 1917.
Verordening.
Enig artikel. Ter uitvoering van artikel 2 der Verordening C. C. Illb 2383 van 20 juni 1917, over de voorwaarden tot aanvaarding en de toegangsexamens aan de Hogere School voor Handelswetenschap hij de Staatsuniversiteit te Gent, worden de voor de verschillende vakken gestelde eisen als volgt geregeld : Uitvoerig programma van het toegangsexamen aan de Hogere School voor Handelswetenschap bij de- Staatsuniversiteit te Gent.
Moderne talen : Behalve uit een mondeling gedeelte, zal het examen in elke taal bestaan uit een schriftelijk gedeelte (opstel, vertaling) waarbij rekening zal gehouden worden met de grammaticale juistheid en den literaire vorm.
Rekenkunde : Rekenen met gehele getallen, met breuken en met gebroken getallen {met proeven en middelen tot vereenvoudigde berekening). Metriek stelsel. Voornaamste buitenlandse geldsoorten en maten. Omrekening van verschillende geldsoorten en gewichten. Verhoudingen en evenredigheden. Regel van drieën {enkelvoudig en samengesteld). Kettingregel. Vierkantswortel. Reeksen en logaritmen. Enkelvoudige en samengestelde interesten. De oplossingen der vraagstukken moeten beredeneerd zijn.
Stelkunde : De vier hoofdbewerkingen toegepast op enkele termen en veeltermen. Ontbinding in factoren. Stelkundige breuken. Oplossing van getalvergelijkingen van den eersten graad met een of meer onbekenden. Oplossing van tweede machtsvergelijkingen met een onbekende. Vraagstukken en beredenering der oplossingen,
geen nieuwe affiches uit de collectie KOKW
2 kaartjes nieuwjaar 14-18 achterzijde Duitse stempel en postzegel