Geen nieuws.
zie ook Oorlogsdagboeken Rafael Waterschoot wereldoorlog 1914 1918
24.03.1918 tot en met 30.03.1918 Geen nieuws
gedichtenblog terug online
tot en met 28.03-1918 geen nieuws overgeschreven uit NRC
verordeningen
affiches uit de collectie KOKW
Nr30 26 maart 1918
Verordening houdende regeling van het geldwezen van het Vlaams en het Waals bestuursgebied.
Art. 1, De geldmiddelen van het Vlaams en het Waals bestuursgebied worden met ingang van 1 januari 1918 afzonderlijk beheerd. Van af dien dag zal ieder der twee bestuursgebieden zijn staatsinkomsten zelfstandig heffen en beheren en ze gebruiken overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen. Voor ieder der twee bestuursgebieden wordt van af 1 januari 1918 een afzonderlijke begroting opgemaakt. De van af dien dag ontstaande ontvangsten en uitgaven worden voor ieder bestuursgebied afzonderlijk geboekt en verrekend.
Art. 2. Onder wijziging van artikel 2 der verordening van 9 juni 1917, betreffende de vorming van twee ministeries van Financiën (Wet- en Verordeningsblad, bl. 3842), worden de werkzaamheden van het onder de leiding van het Vlaams ministerie van Financiën te Brussel staande Beheer der Schatkist (met inbegrip van de Consignatiekas en van den dienst der pensioenen) te rekenen van 1 januari 1918 tot het Vlaams bestuursgebied beperkt. Te rekenen van dezelfden dag wordt voor het Waals bestuursgebied een onder de leiding van het ministerie van Financiën van dat gebied staande Beheer der Schatkist voor genoemde diensten in het leven geroepen.
Art. 3. Het Vlaams en het Waals bestuursgebied blijven samen een tol- en handelsgebied uitmaken, omgeven van een gemeenschappelijke tolgrens. Al de voorwerpen, die in een der twee bestuursgebieden in vrij verkeer zijn, mogen in het ander bestuursgebied ingevoerd worden en mogen aldaar aan geen nieuwe staatsrechten onderworpen worden. Voor stukken, die in een der twee bestuursgebieden regelmatig aan het zegel- of registratierecht onderworpen zijn geweest, mag in het ander bestuursgebied geen nieuw zegel- of registratierecht geheven worden.
Art. 4. De wetgeving inzake het tolwezen, inzake de heffing van de accijnsrechten, met inbegrip der monopoliën, alsmede inzake de heffing van het zegelrecht en van het registratierecht, zal voor de twee bestuursgebieden gelijkvormig zijn. De bepalingen, naar luid waarvan een deel der opbrengst der tolrechten en der accijnsrechten aan het Gemeentefonds en aan het bijzonder Fonds toe te kennen is, alsmede de voorschriften op het beheer en de verdeling dier fondsen blijven ongewijzigd.
Art. 5. De gezamenlijke opbrengst, voortkomend van de tolrechten en van de andere in artikel 4 bedoelde rechten en belastingen, is, na aftrek van
1. de terugbetalingen voor niet verschuldigde heffingen,
2. de op grond van gemeenschappelijke overeenkomsten betaalde vergoedingen en verminderingen van belastingen,de stortingen in het Gemeentefonds en in het bijzonder Fonds Art. 4, lid 2),de kosten van heffing en beheer (Art. 6) bestemd ter bestrijding van de in de twee bestuursgebieden gedane uitgaven voor gemeenschappelijke noodwendigheden (Art. 7).
Art. 6. Als kosten ontstaan door de heffing en het beheer van de tolrechten, van de accijnsrechten, van het zegelrecht en van het registratierecht worden voor ieder der twee bestuursgebieden twaalf honderdsten der ruwe ontvangsten van ieder gebied aangerekend.
Art. 7. de uitgaven voor gemeenschappelijke noodwendigheden der twee hestuursgehieden geîden voorshands:
- de uitgaven, die tot dusver op gemeenschappelijke verplichtingen berustten, inzonderheid de uitgaven der Openbare Schuld, met inbegrip der uitgaven voor allerhande pensioenen, om het even of de pensioenen voor 1 januari 1918 of eerst na dien datum vastgesteld zijn, de staatstoelagen aan Pensioen-, Weduwen-, Wezen en Voorzienigheidskassen en aan andere inrichtingen, zolang dezer werkzaamheid de twee bestuursgehieden omvat, de uitgaven ter dekking van vorderingen tegen den Belgische Staat, bestaande voor 1 januari 1918, zover deze uitgaven niet bestreden worden door de ontvangsten voor 31 december 1917 gemaakt;
- de uitgaven voor overheden en diensten van den Staat, die, naar luid van de dienaangaande uitgevaardigde beschikkingen, voorlopig nog voor de twee bestuursgebieden gemeenschappelijk zijn; de uitgaven voor de weldadigheidsgestichten en gevangenissen van den Staat, met dien verstande, dat deze gestichten ook verder verplicht zijn desnoods ook personen uit het ander bestuursgebied op te nemen; zij mogen evenwel [onder wijziging van het voorgeschreven in artikel 2, lid 3, der verordening van 9 juni 1917 (W.en V., hl. 3839)] voorshands geen aanspraak maken op een vergoeding voor de daardoor ontstane kosten; de uitgaven voor de kosten van het Duits bestuur in België inzonderheid ook de bijdragen tot de kosten van het Duits Beheer van Posterijen en Telegrafen in België en van het Duits Beheer der Belgische Staatsspoorweg n;
- de uitgaven voor den gemeenschappelijke Afrekeningsdienst { Art. 10) en voor de toezichtsambtenaren {Art. 9), zover deze uitgaven niet reeds onder (No. 4 vallen; 6. de enige en de doorlopende uitgaven van anderen aard, zover dezer bestrijding uit de voor gemeenschappelijke noodwendigheden bestemde ontvangsten tussen de twee bestuursgebieden overeengekomen of door een bijzondere verordening toegelaten is.
Art. 8. Aan te rekenen op de uitgaven voor gemeenschappelijke noodwendigheden en van de daarvoor betaalde bedragen af te trekken zijn :
- de ontvangsten van de voor gemeenschappelijke rekening gevoerde diensten, inzonderheid de intresten en winstaandelen van de actiën en obligatiën van den Staat, het door de provincies en de gemeenten betaald aandeel in de rustgelden der gemeenteleraars en -onderwijzers, de ontvangsten van de weldadigheidsgestichten en gevangenissen ;
- de rechten op de winsten en op den bankbrievenomloop van de Nationale Bank van België en van de Societe Generale de Belgique” ;
- al de terugbetalingen op de uitgaven, die door gemeenschappelijke middelen gedekt zijn, inzonderheid de ontvangsten voorkomende van vervallen zijnde betalingsbevelen, die ter bestrijding van gemeenschappelijke noodwendigheden uitgegeven werden.
Art. 9. Over de naleving van de in artikel 4 bedoelde tol en belastingwetten, de nauwkeurige heffing van de in artikelen 4 en 8 genoemde ontvangsten en het beheer, in overeenstemming met het belang van het algemeen, van de in artikel 7 bedoelde uitgaven, wordt toezicht geoefend door bijzondere ambtenaren, die door den Generaal Gouverneur in ieder der twee bestuursgebieden aan het ministerie van Financiën en aan de provinciale Besturen der belastingen van het ander bestuursgebied toegevoegd worden. De bevoegdheid van deze ambtenaren wordt hij bijzonder dienstbevel geregeld. Deze toezichtsambtenaren zullen de door hen hij de ten uitvoerbrenging der tol- en belastingwetten, of hij de heffing der ontvangsten en de vereffening der uitgaven voor gemeenschappelijke rekening vastgestelde onregelmatigheden, zover in overleg met de in de eerste plaats betrokken overheden geen schikking kan getroffen worden, ter kennis brengen van den bestuurder der afdeling van Financiën (Leiter der Finanzahteilung) hij den Generaal Gouverneur in België, die zijn advies te geven en desnoods de beslissing van den Generaal Gouverneur in te roepen heeft. In afwachting van de vooralsnog voorbehouden benoeming der in het Iste lid bedoelde ambtenaren, wordt hun ambtsbediening waargenomen door ambtenaren, die te dien einde in het Vlaams bestuursgebied door het Hoofd van het burgerlijk bestuur voor Wallonië {Verwaltungschef fur Wallonien), in het Waals bestuursgebied door het Hoofd van het burgerlijk bestuur voor Vlaanderen {Verwaltungschef fur Flandem) afgevaardigd worden.
Art. 10. De twee bestuursgebieden zullen maandelijks over te gaan hebben tot de af rekening wat betreft de ontvangsten voortkomende van de tolrechten en van de andere in artikel 4 bedoelde rechten en belastingen, alsmede wat betreft de uitgaven wegens gemeenschappelijke noodwendigheden en de daarop in rekening te brengen ontvangsten. Het ministerie van Financiën van ieder bestuursgebied moet dien einde de nodige staten opmaken en dezelve, nadat ze door de toezichtsambtenaren (Art. 9) juist bevonden en als dusdanig verklaard zijn, ten laatste den 25n van de volgende maand doen toekomen aan een gemeenschappelijke Afrekeningsdienst, voor welken dienst ieder bestuursgebied een ambtenaar dient te benoemen.
De werkzaamheden van den Afrekeningsdienst worden voorlopig uitgeoefend door de Afdeling van Financiën bij den Generaal Gouverneur in België. In de staten zijn de ontvangsten alleen met de werkelijk geïnde bedragen te vermelden. Bedragen, die wel is waar vervallen zijn, doch waarvoor voorlopig uitstel is verleend of die anderszins achterstallig zijn gebleven, dienen eerst ter afrekening te worden opgenomen in den staat voor de maand, waarin de betaling werkelijk heeft plaats gehad. De uitgaven wegens gemeenschappelijke noodwendigheden zijn in de staten op te nemen met de bedragen, waarvan de betaling is bevolen. Een uitgave is te beschouwen als zijnde te betalen, van het ogenblik dat zij in de boeken van het Beheer der Schatkist van het bevoegd ministerie van Financiën is ingeschreven. Wordt een dusdanig betalingsbevel naderhand om een of andere reden weer ingetrokken, dan moet het bedrag van zulk betalingsbevel in de boeken van het Beheer der Schatkist van de uitgaven afgetrokken worden. De bedragen van vervallen belastingbevelen zijn als ontvangsten aan te tekenen.
Art. 11. De Afrekeningsdienst onderzoekt de staten en draagt de opbrengst er van over op een algemenen staat. Het overschot of het tekort voortspruitende uit de vergelijking van de op den algemenen staat overgedragen ontvangsten en uitgaven der twee bestuurgebieden, wordt per kop van de bevolking over het Vlaams en het Waals bestuursgebied verdeeld en wel, voorshands, naar de verhouding van 3 tot 2, Het bedrag, waarover de vastgestelde aandelen van de in de staten aangetekende werkelijke overschotten of tekorten verschillen, moet door het bestuursgebied dat een overschot boekt onmiddellijk bijbetaald worden ten voordele van het bestuur dat een tekort heeft Het bedrag der betaling dat voor de afgelopen maand door het een bestuursgebied aan het ander te storten is, wordt voorgoed vastgesteld door den Afrekeningsdienst. Waargenomen onnauwkeurigheden in de toegekende bedragen, worden in de volgende staten vereffend. Het ministerie van Financiën van ieder bestuursgebied ontvangt, als bewijsstuk voor de inschrijving in de boeken, een met de toezichtsvermelding van den Afrekeningsdienst bekleed afschrift der algemene staten.
Art. 12. De bedragen der betalingen, tot regeling der rekeningen gedaan, worden, overeenkomstig de posten der begroting, ingeschreven als uitgaven door het bestuursgebied dat de betaling heeft gedaan, als ontvangsten door het bestuursgebied ten voordele waarvan de betaling is geschied. De aandelen die van een algemeen overschot zouden voortkomen, worden gevoegd bij de middelen, bestemd ter bestrijding van de eigen noodwendigheden der bestuursgebieden ; de aandelen die van een algemeen tekort zouden voortkomen moeten gedekt worden door de middelen bestemd ter bestrijding van de eigen noodwendigheden der bestuursgebieden.
Art. 13. Het Vlaams ministerie van Financiën te Brussel blijft belast met de rekenplichtigheid over de ontvangsten en uitgaven van de begroting voor het diensfjaar 1917 en van de begrotingen voor vroegere dienstjaren. De bevoegdheid van de plaatselijke overheden inzake de heffing dezer ontvangsten en de vereffening dezer uitgaven wordt in genendele gewijzigd. Aangaande de ontvangsten en uitgaven na 31 december 1917 in het Waals bestuursgebied op rekening van vroegere begrotingen gedaan, moet er maandelijks tot een afrekening worden overgegaan tussen het Vlaams en het Waals bestuursgebied. In geval de ontvangsten de uitgaven overtreffen, zijn de overschotten aan de middelen van het Vlaams bestuursgebied toe te voegen ; in geval de, uitgaven de ontvangsten overtreffen, is het tekort uit de middelen van het Vlaams bestuursgebied aan te vullen. Het Vlaams ministerie van Financiën moet inzake de ontvangsten en uitgaven, die na 31 december 1917 op rekening van vroegere begrotingen in het Vlaams bestuursgebied gedaan zijn of van het Waals bestuursgebied overgenomen werden, maandelijks tot een afrekening overgaan met de Afdeling van Financiën. De geldvoorraden, die op het einde van 31 december 1917 in de kassen van het Vlaams en het Waals bestuursgebied voorhanden zijn, worden in de twee bestuursgebieden toegewezen voor de uitgaven op rekening van vroegere begrotingen.
Art. 14. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht op 1 januari 1918 in werking. De Bestuurder der Afdeling van Financiën hij den Generaal Gouverneur in België zal, met het oog op de uitvoering der verordening, de nodige schikkingen uitvaardigen.
Brussel, den 24 januari 1918.
Affiche: 19180327 Controol mannelijke Belgen