Menu Restaurant: Gritssoepe, Asperges met roastboeuf.
zie ook Oorlogsdagboeken Rafael Waterschoot wereldoorlog 1914 1918
tot en met 06-06-1917 geen nieuws overgeschreven uit NRC
tot en met 26-05-1917 geen verordeningen
No. 350. – 27 mei 1917.
Beschikking
betreffende de uitvoering der wet van 15 juni 1883 in de rijks- en gemeente middelbare scholen van den lageren graad van Groot-Brussel.
In uitvoering van de wet van 15 juni 1883, „het gebruik van de Vlaamse taal voor het middelbaar onderwijs in het Vlaams land regelende beschik ik voor het gebied van Groot-Brussel het navolgende :
Artikel 1. In de voorbereidende en in de middelbare afdelingen van de middelbare scholen van den lageren graad, zijn Vlaamse klassen met Vlaams als voertaal en Franse klassen met Frans als voertaal te vormen, en wel in de voorbereidende afdelingen voor al de vakken, in de middelbare afdelingen voor de vakken, die in artikel 2 der wet van 15 juni 1883 en in de of grond van dat artikel uitgevaardigde bepalingen opgesomd zijn.
Art. 2. De indeling van de leerlingen in de Vlaamse of in de Franse afdeling, geschiedt door een commissie van indeling, samengesteld uit leden van het onderwijzend personeel der onderwijsinrichting. Deze commissie bestaat uit den bestuurder, die het voorzitterschap waarneemt en uit ten minste vier leden ; het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten zal deze laatsten in gelijken getale aanstellen onder leraars, die onderwijs geven in vakken met Vlaams als voertaal en onder leraars, die onderwijs geven in vakken met Frans als voertaal. Komt de commissie van indeling niet tot een eenstemmig besluit, dan wordt het geval aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten onderworpen worden, dat een beslissing zal nemen.
Art. 3. Leerlingen wier moedertaal Vlaams is, moeten bij de Vlaamse afdeling, leerlingen wier moedertaal Frans is, bij de Franse afdeling ingedeeld worden. Leerlingen wier moedertaal noch Vlaams noch Frans is, naar keuze van het gezinshoofd, ofwel in de Vlaamse, ofwel in de Franse afdeling het onderwijs volgen.
Art. 4. Voor leerlingen, die tot bij hun aanmelding voor de middelbare school, een bewaarschool (kindertuin) of een lagere school bezocht hebben, geldt de voertaal van de klas, die zij aldaar volgden, zonder meer als hun moedertaal. In alle andere gevallen stelt de commissie van indeling onmiddellijk na de aanmelding van den leerling dezes moedertaal vast. Tot de inschrijving van den leerling wordt overgegaan met medewerking van de commissie van indeling.
Art. 5. De beslissing van de commissie van indeling zal gemeend zijn op : de afstamming van den leerling, de taal, waarin hij tot nog toe het onderwijs genoten heeft, de omgangstaal van zijn naaste omgeving. Er dient te worden nagegaan of de leerling in staat is met vrucht het onderwijs te volgen in de taal, die als zijn moedertaal moet doorgaan. In twijfelachtige gevallen kan de commissie van indeling aan het gezinshoofd den eis stellen te verklaren, welke taal de moedertaal van den leerling/ is.
Art. 6. De schoolbestuurder moet het gezinshoofd onverwijld schriftelijk kennis geven van de beslissing der commissie van indeling en hem laten weten, dat het hem vrij staat hij het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten er verzet tegen aan te tekenen. De verhandelingen en de beslissing moeten twee jaar nadat de leerling de school verlaten heeft, in het schoolarchief bewaard blijven.
Art. 7. Is de voertaal voor een leerling overeenkomstig vorenstaande voorschriften eenmaal vastgesteld, dan geldt deze regeling zolang de leerling een der in het opschrift bedoelde scholen bezoekt.
Art. 8. Vorenstaande bepalingen worden met ingang van het schooljaar 1917 van kracht voor de voorbereidende afdeling en voor de klassen van de middelbare afdeling, die den eersten (jongsten) jaargang bevatten. Zij worden van jaar tot jaar verder toepasselijk voor de daarop volgende klassen.
Art. 9. Overeenkomstig de wet van 12 mei 1910, betreffende de studie der moderne talen in het middelbaar onderwijs van den hogeren graad, gelden volgende gemeenten dis behorende tot het gebied van Groot-Brussel in den zin van deze beschikking : Anderlecht, Brussel, Elsene, Etterbeek, Koekelberg, Laken, Schaarbeek, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Bint- Joost-ten-Node, Sint-Pieters-Jette, Ukkel, Vorst,
Brussel 14 mei 1917.
206 No. 350. – 27. mei 1917.
Verordening
betreffende de uitvoering van de wet op het lager onderwijs,
Artikel 1, Met het oog op de uitvoering van de wet van 19 mei 1914, tot regeling van het lager onderwijs en op het toezicht over de behoorlijke toepassing er van, kunnen ambtenaren en beambten van het ministerie en andere personen gelast worden, afzonderlijke onderwijsgestichten of onderwijsinrichtingen, ofwel groepen zulke gestichten of inrichtingen te bezoeken. Al de bestuursoverheden en gemeentebesturen zijn verplicht bij de vervulling van die taak hun medewerking te verlenen, inzonderheid door het geven van de inlichtingen, die voor de uitvoering der wet nodig zijn.
Art. 2. Ingeval gemeentebesturen nalaten, hetzij de medewerking te verlenen, waartoe zij krachtens artikel I gehouden zijn, hetzij de bepalingen van de wet op het lager onderwijs en de ter uitvoering dier wet uitgevaardigde voorschriften en onderrichtingen ten uitvoer te brengen, na daartoe twee uitnodigingen te hebben ontvangen, waarvan behoorlijk akte is genomen, zoo dient er overeenkomstig artikel 88 van de gemeentewet te worden gehandeld,
Brussel 19 mei 1917.
geen nieuwe affiches uit de collectie KOKW
afbeelding uit verwoest België Hoei