21 maart 1916 dinsdag Sint Niklaas

De herfst begint vandaag. Nogal een zachte winter gehad, veel geregend en gesneeuwd doch weinig gevrozen. (foutje van Raphaël)

zie ook
http://www.oorlogsdagboek.org

uit nrc overgeschreven
19160321 – De Rus herneemt wederom 2 dorpen. 
19160321 – Ispahan door de Russen in Perzië bezet. 
19160321 – N’en Noorschen en Deenschen boot door de Duitsch in den grond geboord. 

Met het oog op de uitvoering der Verordening van 25 Februari 1916 betreffend de voertaal in de gemeentescholen, aangenomen en aanneembare scholen van Groot-Brussel (Wet- en verordeningsblad Nr. 186) wordt hierbij bepaald hetgeen volgt:
I Gebied Groot-Brussel. Overeenkomstig artikel 6 uit de wet van 12 Mei 1910 betreffend de studie der moderne talen in het middelbaar onderwijs van den hogeren graad, omvat het gebied Groot-Brussel volgende gemeenten: Anderlecht, Brussel Etterbeek, Vorst, Elsene, Sint-Pieters Jette, Koekelberg, Laken, Sint-Jans-Molenbeek, Sint Gilles, Sint-Joost-tenode, Schaarbeek, Ukkel.

II Verklaring der Gezinshoofden. De eentalige klassen (artikel 6 der Verordening)
zullen bij het begin van het schooljaar 1916-1917 ingericht worden voor de scholieren van de twee eerste jaargangen
bij het begin van het schooljaar 1917-1918 voor de drie eerste jaargangen, en zo verder. De hoofdopziener zal voor den Isten Juli van ieder jaar het hoofdbeheer laten weten hoeveel formulieren
(bijlage 1 en 2 der Verordening) er voor elke school nodig zijn; dit laatste zal de formulieren aan de schoolhoofden laten geworden. Telkens een nieuwe scholier zich laat inschrijven, zal de bestuurder der school zonder uitstel de door hem te ondertekenen uitnodiging tot de vereiste verklaring aangaande de moedertaal van het kind (bijlage 1 der Verordening), alsook het formulier voor deze
verklaring (bijlage 2 der Verordening) aan het betrokken gezinshoofd zenden. Voor het opmaken dezer verklaring moet een termijn van acht dagen toegestaan worden, waarvan in de uitnodiging melding dient gemaakt.

III Onderzoek der verklaringen.
Om de gewetensvolle uitvoering van artikel 20 der wet tot regeling van het lager onderwijs mogelijk te maken moet, als eerste en voornaamste vereiste, de moedertaal of de gebruikelijke taal van het kind naar waarheid worden vastgesteld. In de eerste plaats dient de verklaring van het gezinshoofd daarbij tot maatstaf aangenomen zolang niet gebleken is dat zij met de waarheid niet overeenkomt, d. i. dat het kind onbekwaam is de lessen in de aangegeven taal met vrucht bij te wonen. De ondervinding heeft geleerd, dat de verklaringen van de gezinshoofden dikwijls aan een ernstig onderzoek moeten onderworpen worden. Zo dient bij voorbeeld de veel verbreide mening bestreden als zou de taal die in de bewaarschool gesproken wordt noodzakelijkerwijze de moedertaal der kinderen zijn. Om het onderzoek der verklaring van de gezinshoofden ten volle te waarborgen, is het raadzaam, twee Nederlands kennende onderwijzers aan het onderzoek te laten deelnemen. Deze maatregel wordt noodzakelijk, wanneer het schoolhoofd zelf deze taal niet of slechts op onvoldoende wijze machtig is. In dit geval moet het gemeentebestuur of het schoolbeheer de leden van het
onderwijzend personeel aanduiden, die met het schoolhoofd zullen deel uitmaken van de kommissie van onderzoek.
Wanneer het schoolhoofd door onderwijzers is bijgestaan, blijft het niettemin verantwoordelijk voor de gewetensvolle uitvoering van het onderzoek.

Tot grondslag van dit onderzoek zal dienen:
de afkomst van het kind
de taal die door de ouders en in de naaste omgeving van het hind gewoonlijk gesproken wordt,
en inzonderheid de taalkennis van het kind zelf.
Het gebeurt ook, dat het gezinshoofd als moedertaal of gebruikelijke taal van het kind zowel Vlaams als Frans opgeeft. In zulk geval heeft men te handelen alsof het gezinshoofd hoegenaamd geen verklaring had afgelegd (artikel 3 der Verordening).

IV. Het Beroep bij het Schooltoezicht. In de gevallen voorzien onder artikel 2, 2e alinea, en
onder artikel 3 der verordening, heeft het gezinshoofd het recht hij het schooltoezicht in beroep te gaan tegen de beslissing van het schoolhoofd. Ten einde met volle kennis van zaken een oordeel te kunnen vellen, zal de opziener zich naar de school begeven, om de verklaringen van het schoolhoofd te aanhoren en desnoods ten overstaan van het schoolhoofd den scholier opnieuw te ondervragen. De beslissing van den opziener moet op de verklaring van het gezinshoofd aangetekend worden.

V. Inrichting der Klassen. Zodra de moedertaal der scholieren is vastgesteld, zullen de klassen naar gelang van de noodwendigheden ingericht worden. Hierbij mag men niet uit het oog verliezen, dat de bij artikel 6 der Verordening vastgestelde getallen (20 voor een klas en 10 voor een afdeling) slechts minimum-getallen zijn, en dat de klassen en de afdelingen derhalve ook een groter aantal scholieren mogen bevatten.
In beginsel moet het gemiddeld aantal scholieren voor al de Vlaamse en al de Franse klassen van
een gemeente of van een schoolbeheer hetzelfde zijn. Waar dit thans nog niet mogelijk is, dient er naar gestreefd dit doel binnen een afzienbaren tijd te verwezenlijken. Het schooltoezicht zal daar in ’t bijzonder zijn aandacht aan wijden.

VI. Schooltoezicht. Ten einde het schooltoezicht in staat te stellen, de juistheid van de verklaringen der gezinshoofden, het onderzoek der schoolhoofden, evenals de uitvoering der voorschriften van artikel 6 betreffend de inrichting van klassen en afdelingen doelmatig te kunnen nagaan zal het schoolhoofd de overzichtstafels, aan de Verordening als bijlage S en 4 toegevoegd, binnen veertien dagen na het heropenen der school aan den kantonalen schoolopziener laten geworden. De opziener moet bij den aanvang van het schooljaar de scholen bezoeken, in dewelke volgens zijn mening het inrichten van Vlaamse en Franse klassen noodzakelijk is; hij zal onderzoeken hoe deze klassen
ingericht werden, of, in geval zulke klassen nog niet samengesteld zijn, de oorzaken vaststellen waarom daartoe nog niet werd overgegaan. Hij zal tijdens zijn schoolbezoeken inzonderheid moeten nagaan op welke wijze de indeling der kinderen is geschied, in hoeverre de hem, medegedeelde inlichtingen betrouwbaar zijn en of wellicht de een of de andere scholier niet onbekwaam is het onderricht in de taal der klas, waarin hij ingedeeld werd, met vrucht te volgen, Stelt hij dit laatste geval vast, dan moet hij van ambtswege ingrijpen, en den hoofdopziener onverwijld daarvan verwittigen. Hij zal eveneens verslag opmaken over alle onregelmatigheden, die hij zou kunnen waarnemen. De opziener zal verder letten op de bekwaamheden der
onderwijzers op taalkundig gebied (artikel 11 der Verordening). De hoofdopziener geeft voor Isten November van ieder jaar aan het Ministerie een volgens gemeenteschool beheren en scholen gerangschikt algemeen overzicht in te zenden, waarin de gegevens der heide hoger bedoelde tafels (zie bijlage 3 en 4 der Verordening) samengevat zijn.
Het Ministerie zal ten gepasten tijde een formulier voor deze statistiek beschikbaar stellen. De hoofdopziener zal daarenboven ook de onderwijzers aanduiden, die aan de vereiste voorwaarde van artikel 11 niet voldoen, evenals de scholen, waarin een of ander punt van de voorschriften der Verordening niet of op onnauwkeurige wijze ten uitvoer is gebracht. Is het schooltoezicht de mening toegedaan dat in een of ander geval een uitzondering op de voorschriften betreffend het inrichten van klassen op grond van artikel 6, 3e alinea, te rechtvaardigen zou zijn, dan moet de hoofdopziener het Ministerie met nauwkeurige aangifte der redenen daarvan kennis geven.

VII. Verandering van School der Kinderen.
De beslissing aangaande de moedertaal van een kind genomen, blijft geldig zoo lang dit kind een gemeenteschool, een aangenomen of aanneembare lagere school van Groot-Brussel bezoekt. Verandert het kind van school (artikel 5 der Verordening), dan geeft het schoolhoofd het gezinshoofd een bewijsschrift betreffend de taal, in dewelke het kind tot dan toe het onderwijs genoten heeft. Het hoofd der nieuwe school verplicht bij het inschrijven van den scholier te verlangen, dat dit bewijsschrift hem voorgelegd worde, Is dit geschiedt dan verzoekt hij het hoofd van de school, voorheen door het kind bezocht, hem de oorspronkelijke verklaring van het gezinshoofd te doen toekomen, en voegt dezelve hij het archief zijner school. Behoort de scholier tot een der klassen, die onder toepassing vallen van artikel 6 der Verordening, dan wordt hij overeenkomstig de verklaring nopens zijn moedertaal hij een Vlaamse of Franse klas ingedeeld, zover deze in de nieuwe school bestaan of ten gevolge van zijn inschrijving aldaar in te richten zijn; bestaan dergelijke klassen echter niet, dan kan hij zijn studies voortzetten in de taal waarin hij die begonnen heeft.

VIII. Eerbied voor de landstalen. De leden van het onderwijzend personeel zijn de landstalen eerbied verschuldigd. Het is hun streng verboden, zich tijdens de uitoefening van hun ambt met minachting over een dezer talen uit te laten. Overeenkomstig artikel 13, 2e alinea, der Verordening, zijn alle bepalingen uitgaande van het schoolbestuur en gericht tot verscheiden klassen met verschillende voertaal, in deze verschillende talen uit te vaardigen.

IX. Verzachte toepassing. De gemeenten of de schoolbeheerder stellen naar gelang van de plaatselijke noodwendigheden de zogenaamde verzachte toepassing vast, die zij op grond van artikel 10 der Verordening voor hun scholen wensen aan te vragen. Zij moeten hun besluiten voor den 15n Juli van ieder jaar aan den kantonalen schoolopziener laten geworden. Deze zal de betreffende stukken, met zijn opmerkingen aan den hoofdopziener overhandigen, die op zijn beurt er zorg voor te dragen heeft, dat al de besluiten betreffende bedoelde verzachte toepassing, met de daarbij behorende stukken en zijn persoonlijke opmerkingen voor den 15n Augustus van ieder jaar op het Ministerie binnengekomen zijn.

X. Overgangstijd. De bepalingen van artikel 6 der Verordening betreffend het inrichten der klassen zullen trapsgewijze toegepast worden. De scholieren van den eersten jaargang moeten van den In Mei van dit jaar af, overeenkomstig artikel 6 der Verordening, het onderricht in hun moedertaal ontvangen. De hoofdopziener zal uiterlijk op 30 Maart van dit jaar het Ministerie laten weten hoeveel exemplaren van de formulieren ieder kantonnale schoolopziener nodig heeft, ten einde te bewerken dat de uitnodiging tot de verklaring nopens de moedertaal der kinderen bijtijds aan het gezinshoofd en het ingevuld formulier voor deze verklaring (bijlagen 1 en 2 der Verordening) bijtijds aan het schoolhoofd kunne bezorgd worden. De schoolhoofden moeten zodanige maatregelen
treffen, dat het onderzoek van de verklaringen voor den 15n April kan gesloten zijn. Op dezen dag zullen zij de behoorlijk ingevulde labels, in overeenstemming met de bijlagen S en 4 der Verordening, aan den kantonalen schoolopziener zenden. Deze labels zijn voor de eerste toepassing der Verordening alleen met betrekking lot den eersten jaargang op te maken. Het schooltoezicht maakt zijn opmerkingen in het onder het Vie hoofdstuk bedoelde overzicht, dat ten laatste op 1 Mei
van dit jaar op het Ministerie moet binnengekomen zijn. Hoewel voor de indeling in klassen van scholieren, die thans het eerste studiejaar reeds achter den rug hebben, geen wijziging voorzien is, schrijft artikel 15, 17 2de alinea, der Verordening hij wijze van uitzondering dit jaar ook voor deze categorie de formaliteiten voor van de verklaring nopens de moedertaal, evenals het daaruit voortvloeiend onderzoek. Deze formaliteiten moeten dan ooh hij het aanvangen van het eerstvolgend studiejaar terzelfdertijd als voor de nieuwe scholieren vervuld worden. De aangifte van het nodig aantal formulieren, bedoeld in het Ile hoofdstuk, 2e alinea, van deze bepalingen, zal dit jaar dienovereenkomstig aan te vullen zijn. In de scholen met het Frans als voertaal, die door
Vlaamse kinderen bezocht worden, alsook in de scholen met het Vlaams als voertaal die door Franssprekende kinderen bezocht worden, zijn de voorgeschreven bepalingen aangaande het inrichten der klassen hij het begin van het eerstkomend schooljaar voor de kinderen van de twee eerste jaargangen toepasselijk. De andere scholieren mogen hun studie in de vroeger gekozen taal voortzetten. In de scholen met Vlaamse lagere jaargangen, doch waarin de jaargang 3, 4 of 5 tot dusver een overgangsklas vormde terwijl de hogere klassen aan het Frans of het tweetalig stelsel waren onderworpen, wordt de overgangsklas afgeschaft en zullen de Vlaamse kinderen, die in September van dit jaar in deze klas zouden moeten overgaan, verder hun onderwijs in de Vlaamse taal genieten. Brussel, den 18n Maart 1916.

afbeelding Brussel ondergesneeuwd